Preken voor eigen parochie

In de april-editie van dit vakblad worden de ergernissen van rijschoolhouder John Erkens beschreven. Zoals veel collega’s ben ik het volledig met hem eens dat de boetes voor mobiel telefoongebruik tijdens het rijden fors omhoog moeten. Erkens stipt in relatie tot fietsverlichting ook de eigen verantwoordelijkheid aan van middelbarescholieren. Logisch, op enig moment stappen ze ook in een lesauto, met alle verantwoordelijkheden van dien. Zijn pleidooi bevat geen woord Spaans: hard aanpakken! Anders mond dicht over verkeersveiligheid en niet verontwaardigd zijn over de vele verkeersdoden.        

Met betrekking tot hetzelfde spreekt ook rijschoolhouder Theo Vuyk zich uit. Hij vindt zelfs dat beeldschermgebruik onder het zwaardere strafrecht zou moeten vallen in plaats van onder de Wegenverkeerswet. In relatie tot beeldschermgebruik wijst Vuyk naar de rijinstructeur. Die moet er tijdens de rijlessen aandacht aan besteden. Ik weet zeker dat veel rijinstructeurs hun verkeersopvoedkundige taken bij het voorkomen van onveilig gedrag al heel serieus nemen. Ook op dit gebied. Maar wij hebben slechts een minimale en bovendien tijdelijke invloed op de ‘verkeersmentaliteit’ van de leerling.

Wie bij mij rijles volgt, moet ouders of verzorgers tijdens de hele rijopleiding minimaal driemaal laten meerijden. Het doel is dat ze zien wat de leerling al kan, wat er nog geleerd moet worden en hoe zij daar zelf bij kunnen helpen. Sommige maken daar tijd voor. De meeste niet, terwijl ze wel hun mening ventileren over zaken die doorgaans haaks staan op verkeersveiligheidsdoelen. Want in ‘hun tijd' slaagden ze al met tien of vijftien lessen. Als ik dan uitleg hoe het rijexamen intussen is vernieuwd en aangevuld met onderdelen als hogere ordevaardigheden (GDE-matrix), productieve vaardigheden (uitvoering bijzondere manoeuvres), gevaarherkenning, zelfstandigheid (route rijden) en zelfreflectie, vinden de meesten die onderdelen toch van ondergeschikt belang.

Afijn, net als Erkens vindt ook Vuyk dat de minister in actie moet komen. De beeldschermellende is immers niet van gisteren. De minister kan beter een goede wetgevingsjurist eens tot op de bodem laten uitzoeken welke efficiënte oplossingen hier te bedenken zijn in plaats van dure onderzoeken naar ‘de bekende weg’ te gelasten.

In het stukje over Incident Management lees ik dat uit het overzicht van de SWOV (2020) blijkt dat van de 5000 processen verbaal die zijn uitgeschreven voor negeren roodkruis op de autosnelwegen, er 54 aanrijdingen en 258 bijna-ongevallen hebben plaatsgevonden. Dan rijst bij mij toch de vraag of hogere boetes gaan bijdragen om ‘blinden’ beter te leren ‘kijken’…

Hoe dan ook, toetsing aan de Wegenverkeerswet in plaats van aan het strafrecht bindt de rechter met handen en voeten. In het verlengde daarvan geldt bij de handhaving hetzelfde voor de politie.

In de column van Arno Smits van BOVAG rijscholen staat dat de SWOV naar aanleiding van het rapport-Roemer nu ook volop in de wereld van de rijinstructie ‘duikt’. Er komt een vervolgonderzoek naar de invulling van de rijopleiding. Ze gaan uitzoeken of rijlessen beter over een langere periode of in een kort tijdsbestek moeten worden gevolgd en welke lesmethodes aansluiten. Volgens mij is dit al eens eerder onderzocht. Er kwam uit dat er een grens is omdat leerstof moet bezinken, wat een essentieel onderdeel is van de rijopleiding. De conclusie was volgens mij niet minder dan twee maanden, dat vijf lessen per week vereist. Snel geleerd gaat immers snel verloren. Waarom wil de SWOV dat onderzoeken? Het zijn vaak dezelfde aanbieders die beweren dat snelcursussen beter zouden zijn, met de ‘turbotheorie’ als sprekend voorbeeld. Maar dat is preken voor eigen parochie. Verkeersveiligheid is niet gebaat bij stoomcursussen. Daar is volgens mij geen duur onderzoek voor nodig, maar gezond verstand, wat de meeste rijopleiders gelukkig wel hebben!