Afbeelding
Foto: Hans Peijs

21 rijinstructeurs deden educatief traject en 17 zijn alsnog geslaagd

Niet elke datum van een toch ingrijpend moment staat voorgoed in je geheugen gegrift. Zoals 1 april 2020, de datum dat de nieuwe maatregelen rond de praktijkbegeleiding van kracht werden, de datum dat de sanctie eraf ging en het educatief traject werd ingevoerd. Wat heeft dat gebracht? Dit: 28 rijinstructeurs zijn de afgelopen twee jaar gestart met het educatief traject. Van hen hebben 21 rijinstructeurs dit traject afgerond met een PB. 17 van de 21 rijinstructeurs hebben de PB met een voldoende resultaat afgelegd, een slagingspercentage van 81%. Dit blijkt uit de gegevens van IBKI.

De 4 rijinstructeurs die de PB met een onvoldoende resultaat hebben afgelegd, hebben conform de gewijzigde WRM wederom een verlenging van de lesbevoegdheid gekregen met 6 maanden. Op dit moment geldt voor deze 4 rijinstructeurs dat zij allen nog bevoegd zijn om les te geven. De 7 rijinstructeurs die nog geen PB hebben afgelegd, zijn nog bezig met het educatief traject.

BOVAG: 'Hou voor alle examens na eerste herexamen langere reserveringstermijn aan'

Het CBR moet de mogelijkheid krijgen om 'specifiek beleid te voeren' door voor alle examens na het eerste herexamen een langere reserveringstermijn aan te houden.

Hiervoor pleit de BOVAG als reactie op de lange reserveringstermijnen. Door de oplopende reserveringstermijn worden steeds meer examentijden geclaimd, met als gevolg dat de wachttijden nog verder oplopen. Dit patroon moet doorbroken worden, meent de BOVAG, en dat kan door maatregelen te nemen, waardoor eerste examens en eerste herexamens voorrang krijgen ten opzichte van een derde, vierde of zelfs vijfde examen.

Nederlanders zijn recalcitrant

Nederlandse automobilisten verschillen amper van bestuurders uit andere EU-landen. Alleen op het gebied van steun voor wettelijke maatregelen - noem het recalcitrant - zijn Nederlanders opvallend anders.

Dit blijkt uit een onderzoek waarbij 35.000 automobilisten zijn ondervraagd. In Nederland was de SWOV de uitvoerende partij. Dit zijn de belangrijkste ervaringen:

Snelheid: Nederlandse automobilisten onderscheiden zich niet in sterke mate van Europese automobilisten of automobilisten in naburige landen wat betreft het snelheidsgedrag. Nederlandse weggebruikers verschillen wél in sterke mate van Europese weggebruikers doordat ze veel minder hun steun uitspreken voor wettelijk verplichte maatregelen die een veilige snelheid ondersteunen.

Alcohol en drugs: Nederlandse automobilisten onderscheiden zich niet veel van het Europese gemiddelde wat betreft rijden onder invloed van alcohol of drugs. Wel blijkt dat ze minder alcoholcontroles ondervinden en de pakkans lager inschatten dan de Europese automobilisten gemiddeld. 

Afleiding: Nederlandse automobilisten wijken in gunstige zin af van het Europese gemiddelde op vragen over telefoongebruik in het verkeer. 

Maatregelen: Nederlandse weggebruikers onderscheiden zich in sterke mate van het Europese gemiddelde door hun mindere steun voor wettelijk verplichte maatregelen op terreinen van snelheid (zoals ISA), fietshelm en reflecterende kleding.

Kosten verkeersonveiligheid lopen in miljarden

In 2021 vielen in Nederland 582 verkeersdoden bij verkeersongevallen. Los van alle persoonlijke leed heeft dat de maatschappij 3,22 miljard euro gekost. Ook zijn er rond 20.000 zwaargewonden en die kostten de staat ook nog eens 20 miljard euro. En dan hebben we de kosten aan tijd nog niet meegerekend.

Dit blijkt uit het overzicht ‘Wat is de monetaire waardering van het voorkomen van verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden?’ dat onlangs is gepubliceerd. De gemiddelde VSL (Value of a Statistical Life) is geschat op 6,2 miljoen euro, de VSSI ((Value of a Statistical Serious Injury) op 950.000 euro en de VoT ((Value of Time) ligt op 16,1 euro per uur. De verhouding van de waarden voor een dode en een ernstig gewonde wordt geschat op ongeveer 7 op 1. Dit is ruim 2 procent van het bruto binnenlands product.

LBKR wil dat Tweede Kamer kritisch kijkt naar bedrijfsvoering CBR

Brancheorganisatie LBKR biedt 31 mei een petitie aan de Kamercommissie voor IenW aan waarin onder andere wordt gevraagd 'kritisch te kijken naar de bedrijfsvoering van het CBR'. 

De LBKR is klaar met de lange reserveringstermijnen en vooral ook met het feit dat het CBR dit op het bordje legt van de rijscholen. In een toelichting op Facebook schrijft de organisatie onder andere: 'De minister en de Kamer worden behoorlijk eenzijdig (lees CBR) op de hoogte gehouden over de rijschoolbranche en dat moet veranderen. Het is heel belangrijk dat de mensen die de hele dag met hun poten in de klei staan nu ook van zich laten horen.'

De LBKR verzoekt het volgende:
- Het CBR zijn verantwoordelijkheid te nemen en op zeer korte termijn maatregelen te nemen zodat we weer binnen de normen praktijkexamens kunnen reserveren;
- De commissie van I&W kritisch te kijken naar de bedrijfsvoering van het CBR en kritische vragen te stellen c.q. maatregelen te nemen. Indien er onvoldoende budget is extra geld beschikbaar te stellen om extra examinatoren op te leiden, overwerk van examinatoren uit te betalen en gepensioneerde examinatoren in te zetten;
- De commissie van I&W om contact op te nemen met de LBKR om de problemen te bespreken;
- De commissie van I&W om een werkbezoek te brengen aan diverse rijscholen zodat ze zelf ervaren tegen welke problemen instructeurs aan lopen. De LBKR wil dit graag voor u organiseren;
- De commissie voortvarend te werk te gaan, omdat rijscholen door corona al financieel zijn getroffen en dit ook hun bedrijfsvoering en portemonnee raakt;
- De verantwoordelijkheid te nemen zodat leerlingen veilig en verantwoord hun rijbewijs kunnen halen, dat ze bijvoorbeeld ook nodig kunnen hebben voor hun vervolgopleiding.



   

Afbeelding
De LBKR startte in juni 2017 ook met het aanbieden van een petitie in Den Haag.