Afbeelding
Foto: Rijksoverheid

IBKI kan niet veel doen tegen
instructeurs die slecht presteren

In de aanloop naar een debat in de Tweede Kamer over verkeersveiligheid op 3 december schreef minister Barbara Visser van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een informatiebrief over de stand van zaken over een groot aantal uiteenlopende onderwerpen. Daarin is ook een hoofdstuk gewijd aan de stand van zaken in de rijschoolwereld, alsook over nog een aantal aangelegenheden met betrekking tot het CBR. En natuurlijk kunnen we hier een beschrijving van weergeven, maar aangezien dit de branche zo diep treft en er zo veel nieuws in staat, nemen wij de passage letterlijk over. Zie het maar bij wijze van een brief aan de branche die heel veel zegt.

"Op 14 april jl. is het advies “van rijles naar rijonderwijs” in ontvangst genomen. De minister van IenW heeft aangegeven aan de slag te gaan met korte termijn maatregelen en de besluitvorming voor de lange termijn voor te bereiden, zodat het volgende kabinet daarover kan besluiten. In de periode tot en met de zomer zijn de korte termijn acties ter hand genomen. De Kamer is, conform toezegging uit het notaoverleg CBR van 19 april jl., na de zomer geïnformeerd over de wijze waarop dit is gebeurd. Het ging hierbij om toezicht door de RDW op dubbele bediening in lesauto’s (hiervoor is een uitvoeringstoets gevraagd die in het eerste kwartaal van 2022 wordt opgeleverd), verbeteringen bij het IBKI inzake de vindbaarheid van de bevoegdheidschecker en het aanpassen van het reglement voor theoretische bijscholing en het opzetten van een pilot over collegiale toetsing.

In september jl. is een projectgroep gestart die in kaart brengt welke samenhangende stappen kunnen worden gezet om het advies uit te voeren:
1. De 19 adviezen van Roemer worden in de tijd verdeeld in vier stappen (‘plateaus’), die alle vier een afgerond geheel vormen. Grofweg in te delen als: acties die in gang kunnen worden gezet binnen de huidige wet- en regelgeving, invoering van nieuwe regelgeving die geen wetswijziging vergt, invoeren van nieuwe wetgeving en oprichten Curriculumcommissie Autorijonderwijs (CCA).

2. Per advies wordt in kaart gebracht hoe deze kunnen worden uitgevoerd, wie daarbij welke verantwoordelijkheid heeft en wat van deze maatregelen wordt verwacht.

3. Per advies wordt, voor zover mogelijk, in kaart gebracht wat de consequenties zijn voor wet- en regelgeving, financiën en uitvoering.

De projectgroep werkt hierbij nauw samen met de partijen die ook bij de totstandkoming van het advies betrokken waren, waaronder de rijschoolbranche, het CBR, het IBKI, de RDW , VVN en de vakbonden. Op 29 oktober jl. en op 19 november jl. zijn er een werksessies geweest met deze partijen waarin de verschillende adviezen besproken zijn. De aanwezige partijen hebben hier vooraf een inbreng voor geleverd. Daarbij is per maatregel besproken wat de te nemen stappen zijn om deze in te voeren, wie daarbij welke verantwoordelijkheid heeft en, zo mogelijk, welke consequenties de maatregelen hebben.

'Voor wat betreft het voorstel een systematiek van collegiale toetsing te introduceren, zijn het CBR en de rijschoolbranche het erover eens dat dit een goed instrument kan zijn'

Algemene constatering is dat er nog steeds breed draagvlak is voor het advies. Ook wordt benadrukt dat invoering ervan grote gevolgen heeft voor alle betrokkenen en dat zorgvuldigheid daarom vereist is. De werksessie en het advies “van rijles naar rijonderwijs” vormen de basis voor de bevindingen van de projectgroep, uw Kamer wordt hierover in het eerste kwartaal van 2022 geïnformeerd. In het commissiedebat CBR van 5 oktober jl. is toegezegd dat in deze brief teruggekomen zou worden op de onderdelen uit het advies die binnen de huidige wet- en regelgeving kunnen worden ingevoerd, waarbij specifiek wordt gekeken naar mogelijke maatregelen die misbruik binnen het huidige stelsel kunnen bestrijden. Hiertoe zijn vier mogelijkheden besproken tijdens de werksessie van 29 oktober jl. Daarbij is besproken hoe de voorstellen in het advies passen, of ze wenselijk zijn en of ze op korte termijn in te voeren zijn. Eén voorstel was gericht op het verruimen van de mogelijkheid voor het IBKI om rijinstructeurs te sanctioneren. Drie voorstellen waren gericht op het voorkomen dat kandidaten onvoldoende voorbereid op examen komen:
1. Kunnen eisen worden gesteld aan het slagingspercentage van rijscholen?
2. Kan een systeem van collegiale toetsing worden ingevoerd op korte termijn?
3. Kan een minimumaantal lessen verplicht worden gesteld voordat leerlingen een praktijkexamen mogen afleggen bij het CBR?

Kunnen eisen worden gesteld aan het slagingspercentage van rijscholen?

De samenhang tussen dit voorstel en het advies “van rijles naar rijonderwijs” is groot. Maatregel 11 uit het advies luidt dat eisen moeten worden gesteld aan de bedrijfsvoering van rijscholen. Het CBR en de rijschoolbranche zijn het erover eens dat het stellen van eisen aan slagingspercentages hier logischerwijs onderdeel van kan zijn. Daarbij zou zowel naar positieve als negatieve prikkels kunnen worden gekeken. Om het gehele advies op dit punt in te voeren, is een wetswijziging nodig.

In afstemming met de rijschoolbranche heeft het ministerie van IenW het CBR gevraagd een plan uit te werken voor het verbinden van consequenties aan de slagingspercentages van rijscholen, waarin wordt aangegeven wat er binnen de huidige wettelijke kaders wel en niet mogelijk is. Daarbij is vanuit de rijschoolbranche benadrukt dat er sprake moet zijn van zorgvuldige regelgeving en zorgvuldige invoering van een dergelijk plan. Het CBR werkt onder meer uit welk slagingspercentage als ondergrens kan worden gehanteerd, over welke periode dit gemeten wordt, welke sanctiemogelijkheden er zijn, wat de uitvoeringsconsequenties zijn en wat het invoeringspad kan worden. Ook is gesproken over het belang van een hardheidsclausule.

Kan een systeem van collegiale toetsing worden ingevoerd op korte termijn?

Dit voorstel staat ook in het advies “van rijles naar rijonderwijs”. Voor wat betreft het voorstel een systematiek van collegiale toetsing te introduceren, zijn het CBR en de rijschoolbranche het erover eens dat dit een goed instrument kan zijn. Zoals bekend wordt op dit moment aan een pilot collegiale toetsing op vrijwillige basis gewerkt. Aan uw Kamer is toegezegd dat de eerste resultaten van de pilot worden toegestuurd in het eerste kwartaal van 2022. Om deze maatregel verplichtend in te voeren, is een wijziging van regelgeving nodig op het niveau van een algemene maatregel van bestuur (AMvB). 

Kan een minimumaantal lessen verplicht worden gesteld voordat leerlingen een praktijkexamen mogen afleggen bij het CBR?

Het CBR en de rijschoolbranche zijn het erover eens dat de kwaliteit van opleidingen hoger wordt als het advies van de heer Roemer wordt ingevoerd. Dit wordt geborgd door een combinatie van maatregelen uit het advies, waaronder een nationaal leerplan met verschillende modules (maatregel 2 en 3), het introduceren van een leerlingvolgsysteem (maatregel 4) en een leerportfolio (maatregel 5a). Daarbij is vanuit deze partijen aangegeven dat de focus moet liggen op kwalitatieve eisen aan de opleiding met leerdoelen die worden getoetst en niet op kwantitatieve eisen, zoals het aantal gevolgde lessen. Wel zou het leerlingvolgsysteem zo moeten worden ingericht dat het aantal lessen inzichtelijk wordt. Om deze maatregelen in te voeren is een wetswijziging nodig. Er blijkt geen draagvlak te bestaan bij zowel het CBR als de rijschoolbranche om op korte termijn een minimum aantal lessen te verplichten. Praktische bezwaren die werden aangevoerd is dat het aantal rijlessen nu niet centraal wordt bijgehouden en dat het opzetten van een dergelijk systeem veel tijd en ICTcapaciteit kost bij het CBR en rijscholen. Inhoudelijk werd aangegeven dat een minimumaantal lessen snel een maximum kan worden en als doel wordt opgevat. Aanvullend was de verwachting dat het niet goed mogelijk is om een objectief minimum aantal lessen te bepalen. Het advies van zowel het CBR als de rijschoolbranche is om deze maatregel niet nader uit te werken. Dit laatste ook vanuit de gedachte dat de maatregel niet nodig is op het moment dat er een landelijk (verplicht) leerplan is met een leerportfolio en een leerlingvolgsysteem. Voor de kortere termijn wordt de voorkeur daarom gegeven aan het uitwerken van de mogelijkheden om eisen te stellen aan het slagingspercentage van rijscholen.

Kan strenger worden opgetreden tegen rijinstructeurs die niet geschikt zijn?

Met IBKI en de rijschoolbranche is geconstateerd dat maatregel 18 uit het advies (“geef IBKI en de Curriculumcommissie Autorijonderwijs (CCA) bevoegdheden om op te kunnen treden tegen slecht functionerende rijinstructeurs”) en maatregel 16 (“introduceer een nationaal leerplan voor instructeursopleidingen, inclusief stage en bijscholingsvereisten”) op lange termijn tegemoetkomen aan de wens om strenger op te treden tegen rijinstructeurs die niet geschikt zijn voor hun vak. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen eisen op het gebied van vakbekwaamheid en eisen op het gebied van integriteit/gedrag. 

Tegelijkertijd is geconstateerd dat de mogelijkheden om op korte termijn strenger op te treden zeer beperkt zijn, omdat de bevoegdheden van het IBKI om dit te doen op wettelijk niveau zijn vastgelegd. Wel is gekeken naar welke voorstellen op korte termijn, dus binnen de huidige wet- en regelgeving, kunnen worden ingevoerd. 

Op dit moment heeft het IBKI twee mogelijkheden om de bevoegdheid van een rijinstructeur, het zogenaamde Wet rijonderricht motorrijvoertuigen (WRM)- certificaat, niet te verlengen of in te trekken.
De eerste mogelijkheid is bij de vijfjaarlijkse verlenging van de bevoegdheid van een instructeur. Daarbij dient deze een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aan te leveren bij IBKI, naast de andere bijscholingsverplichtingen. Als de rijinstructeur de VOG niet aanlevert, wordt zijn bevoegdheid niet verlengd. Het intrekken van een WRM-certificaat kan ook aan de orde zijn na onderzoek door IBKI aan de hand van een melding van de politie of de ILT. Deze melding van politie of de ILT is een voorwaarde voor IBKI om een onderzoek te starten.

Op dit punt is nog een verbetering mogelijk op korte termijn. Afgesproken is dat het IBKI op zoek gaat naar verbeteringen in de keten. Deze kunnen ertoe leiden dat signalen van politie en justitie over rijinstructeurs sneller bekend zijn bij IBKI. Dat zal IBKI onder meer in overleg met de politie doen, waarbij de gevolgen voor de administratieve lasten bij de politie een aandachtspunt zijn.

Barbara Visser is behept met de rijscholenbranche. Ze bracht als Kamerlid onder andere een bezoek aan Verkeersschool Bakker.
Afbeelding