Goede instructeurs laden op en gaan straks met nieuwe energie en passie door

Welkom in 2021 en de tweede lockdown! Geen vrijwillige, maar een verkeersstop en we doen van alles. De kerstboom uitgebreider dan voorheen optuigen, het huis van binnen en buiten versieren, kasten opruimen, exotische maaltijden bereiden (vandaar die coronakilo’s) en met lesauto’s pakketten bezorgen. Prima idee, dacht ik, totdat ik las dat die oplossing voor het bezorgprobleem weer verzekeringstechnische haken en ogen had.

Ikzelf ging mijn kantoor opruimen. Bezig met zaken archiveren diepte ik onder in een kast een oud pareltje op: Verkeersonderwijs voor de zesde, zevende en achtste klasse der lagere school en de eerste klas ULO. In 1943 geschreven door Van Wijngaarden Van Rees, secretaris van het Verbond voor Veilig Verkeer. Tjonge, dat ging even terug in de tijd!

Een van de tot de verbeelding sprekende regeltjes uit de inleiding houdt direct verband met wat wij als instructeurs 78 jaar later nog steeds willen: niet alleen verkeersregels bijbrengen maar ook de verkeersopvoeding ter hand nemen. Het zinnetje in dat boekje luidde: “Dat de samenstellers zich hierbij veelal niet tot de eigenlijke ‘verkeersregels’ en de toepassing daarvan bepaalden, maar ook de ‘opvoeding’ der schoolkinderen tot behoorlijke weggebruikers wilden bevorderen, is een verheugend feit.” Even verderop: “Het spreekt daarbij vanzelf, dat de wijze van behandeling door de onderwijzer, en diens toelichtend en levenwekkend woord eerst tot dát effect kunnen leiden, dat met deze uitgave beoogd wordt.” Oftewel, de onderwijzer moet zijn leerling met passie kunnen motiveren, kennelijk heel normaal in die dagen. Verkeersdocenten met passie die tegelijkertijd verkeersopvoeders waren. Kom daar nu maar eens om bij de turbodocenten verkeerstheorie. Ze lachen je vierkant uit. De leerlingen waarschijnlijk ook, want alles moet snel en met zo min mogelijk inzet.

Hoewel tegenwoordig op sommige basisscholen nog wel verkeersonderwijs wordt gegeven en fietsexamens worden afgenomen, is dat vanwege een gebrek aan vrijwilligers op zo’n kleine schaal dat het nauwelijks zoden aan de dijk zet. Niet te vergelijken met vroeger, waar ‘jong geleerd, oud gedaan’ de pijlers waren, de politie bij de verkeersexamens een prominente rol had en de verkeersregels bij het verkeersexamen foutloos moesten worden toegepast.

Het praktische gedeelte werd afgenomen door de politie en die namen geen halve maatregelen: eerst het voetgangersexamen, dan de wielrijdersproef. Voor de start controle van remmen, bel, stuur, verlichting, het witte achterspatbord. Bij gebreken mocht je gewoon niet meedoen. Ouders wilden zo’n blamage niet en zorgden wel dat de fiets in orde was. Wie slaagde kreeg een gouden diploma en een rood-wit-blauw insigne van Veilig Verkeer waar de kinderen supertrots op waren.

Niet alleen het verkeersonderwijs (uitgehold), ook het aantal voertuigen en de wegen (overvol met files) zijn veranderd.
In het boekje geeft de schrijver een voorbeeld van iemand die in 1908 uit Nederland vertrekt, dertig jaar later terugkomt en schrikt van de veranderingen. Bij vertrek zag hij keien, klinkers, grint of steenslag, hobbels, gaten, kuilen en kar- en wagensporen op de weg met op de drukste ‘wegen’ tussen Utrecht en De Bilt dagelijks veertig auto’s.

Bij terugkomst waren dat er 8000 en in 1952 al 9000 per dag.

Tussen Amsterdam en Haarlem passeerden in 1908 dagelijks 12 auto’s.

In 1938 waren dat er 5000 en in 1952 al 7000. In 1909 telde ons land 1500 automobielen, in 1951 circa 249.000 wat snelle verbetering van de wegen vereiste. 120 jaar geleden kostte het onderhoud van de Nederlandse rijkswegen 660.000 gulden (ongeveer 300.000 euro) terwijl er aan verbetering circa 80.000 gulden (ruim 36.000 euro) werd uitgegeven.

Absoluut niet te vergelijken met nu. En de ontwikkelingen, ook voor de verkeersinstructie, staan nog lang niet stil. Al staan we door de lockdown natuurlijk wel weer even stil. Maar goede instructeurs laden op en gaan straks met nieuwe energie en passie door!

Blijf gezond!