Slagingspercentage is het enige objectieve criterium om kwaliteit te duiden

In discussies op sociale media - momenteel het trefpunt van meningen - zie ik regelmatig discussies over het slagingspercentage. Vooral instructeurs die deze cijfers niet beschouwen als een belangrijk criterium om de kwaliteit van een rijschool te duiden, schreeuwen het hardst.

Voor de aardigheid heb ik van een aantal van hen de slagingspercentages eens opgezocht en van de meesten van hen houden de slagingspercentages ook niet over. Ik snap dus waarom ze dat roepen. Maar ook veel rijschoolhouders die best goed scoren - soms zelfs hoger dan het gemiddelde - vinden het geen goed criterium. Misschien u wel, maar ik ken geen rijschool die een hoog slagingspercentage trots op zijn website of op Facebook communiceert.

Een argument dat vaak wordt gebruikt is dat een laag percentage komt omdat er moeilijke leerlingen worden opgeleid. Dat is een kul-argument. Als je je richt op moeilijke leerlingen, waarbij een gedragsstoornis als ADHD of autisme wordt gezien als moeilijk, dan moet je je pappenheimers kennen. Dan weet je wat je in je lesauto krijgt, je weet dan dat er gemiddeld meer lessen moeten worden genomen en dat communiceer je netjes en ook weet je dat je deze leerlingen niet te snel op examen moet sturen.

Maar los van al deze discussies is het slagingspercentage, hoe je het ook wendt of keert, het enige objectieve criterium om de kwaliteit van een rijschool te beoordelen. We hebben nu gewoon niets anders.
In al die jaren dat ik inmiddels in de branche werkzaam ben, is er nog niemand in geslaagd om een alternatief in de markt te brengen. En daarvoor ook niet. De leden van BOVAG Rijscholen moeten als enige in de branche voldoen aan een aantal harde criteria, maar het slaat niet aan, want het aantal leden holt al jaren achteruit. BOVAG slaagt er maar niet in om dit aan de man te brengen. Ook het Rijleskeurmerk is een stille dood gestorven. Dat diende zich eigenlijk al aan vanaf de introductie: zelden heb ik zo veel drek zien uitgestort worden over een goedbedoeld initiatief.
Mijn conclusie: blijkbaar heeft deze sector helemaal geen behoefte aan een keurmerk, certificering of wat dan ook om de kwaliteit te duiden. We zijn een cowboybranche en dat vinden we wel best.
Ik weet op het moment van schrijven niet of minister Van Nieuwenhuizen in haar verbeteringsideeën voor de branche (de deadline was voordat zij heeft geleverd, als ze al heeft geleverd) met iets is gekomen waarmee de kwaliteit wél kan worden gemeten. Ik hoop het van ganser harte. Maar of de branche er klaar voor is, is vers 2.