Afbeelding
Foto:

Ontwikkeling verkeersveiligheid schreeuwt om maatregelen

In 2018 vielen er 678 doden en 21.7000 ernstig gewonden in het verkeer in Nederland; dit is het hoogste aantal sinds 2010. Het is dus de hoogste tijd dat er maatregelen worden genomen (en die worden genomen, zie het artikel elders in deze editie), maar wat zijn eigenlijk de voornaamste cijfers en knelpunten? De belangrijkste antwoorden.

Slachtoffers onder auto-inzittenden daalden tot enkele jaren terug nog tot 187 in 2014, maar hierna is het aantal doden onder auto-inzittenden weer gestegen tot 233 in 2018. Ook bij voetgangers zagen we tot 2013 een gestage daling, maar sindsdien fluctueert het aantal overleden voetgangers tussen de 50 en 60. In 2018 waren het er 54. Bij de andere vervoerswijzen is de algehele daling in verkeersdoden tot 2013 minder duidelijk terug te zien. Voor fietsers lijkt er al jaren geen sprake meer te zijn van een daling. Sinds 2006 was het aantal doden onder fietsers niet zo hoog als in 2018 (228). Er waren in 2017 voor het eerst meer verkeersdoden onder fietsers dan onder auto-inzittenden. In 2018 is het aantal doden onder auto-inzittenden weer iets hoger dan onder fietsers; het CBS geeft aan dat minstens 57 van de fietsers een elektrische fiets bereden. De verkeersdoden die vielen in de categorie 'scootmobiel/invalidenvoertuig' waren volgens het CBS sinds 2009 allemaal berijder van een scootmobiel.

Auto-inzittenden

De meeste slachtoffers waren in 2018 auto-inzittenden (34%) en fietsers (34%). Gemotoriseerde tweewielers (in totaal 12%) vormen een derde grote groep, voor de helft zijn dit motorrijders, voor de helft berijders van een brom- of snorfiets (waaronder ook brommobiel en speedpedelec). In 2018 was 8% van de doden een voetganger, 7% een berijder van een scootmobiel en 4% een inzittende van een vracht- of bestelauto. Van 2% van de doden behoort de vervoerswijze tot 'overige vervoerswijzen' (bijvoorbeeld een stint) of is de vervoerswijze onbekend.

Verschuivingen

De laatste jaren hebben er verschuivingen plaatsgevonden: bijvoorbeeld van jonge mannelijke auto-inzittenden naar oudere mannelijke fietsers. Het aantal verkeersdoden onder mannelijke fietsers van 80 jaar en ouder fluctueert in de periode 2009-2018 tussen de 26 en 47 doden per jaar, maar ligt de laatste jaren vrij constant boven de 40 doden per jaar. Het aantal doden onder jonge mannelijke auto-inzittenden is sinds 2009 afgenomen, maar in de laatste jaren is dit aantal weer stijgende. Onder vrouwelijke auto-inzittenden kwamen in 2009 nog relatief veel jongeren om; inmiddels is dat accent verschoven naar de hogere leeftijdsgroepen.

Het aantal doden onder brom- en snorfietsers is in de laatste tien jaar afgenomen, terwijl het aantal doden onder berijders van scootmobielen is toegenomen. Inmiddels vallen er in beide groepen ongeveer evenveel verkeersdoden: ruim 40 per jaar.

In 2018 was ruim een kwart van de verkeersdoden vrouw. Meer dan een derde van hen (71 van de 193) die overleed was fietser. Het totale aantal voetgangers dat overlijdt na een aanrijding met een voertuig is over het geheel genomen gedaald sinds 2009, maar de laatste jaren is deze daling niet meer te zien: het aantal doden varieert tussen de 50 en 60 per jaar.

Vooral oudere mannen

De meeste verkeersdoden (21%) waren 80 jaar of ouder, gevolgd door de groep tussen de 70 en 80 jaar (19%). Ook verhoudingsgewijs, afgemeten naar de bevolkingsomvang, vallen er veel doden in het verkeer onder ouderen (70+; niet in figuur). Onder kinderen en jongeren tot 20 jaar vielen de minste doden (8%). In 2018 was bijna drie kwart van de verkeersdoden een man, een kwart was een vrouw.

Van de verkeersdoden is 52% buiten de bebouwde kom gevallen (46% van het totaalaantal doden). De overige 44% (38% van alle doden) viel in ongevallen binnen de bebouwde kom.

Op 50 km/uur-wegen valt het grootste aandeel verkeersdoden (29% van het totale aantal doden) en op 80 km/uur-wegen het op één na grootste deel (19% van het totaal). Ook op 60 km/uur-wegen valt een aanzienlijk deel, namelijk 14% van de verkeersdoden. Op wegen met een snelheidslimiet van 120 of 130 km/uur) valt 7% van de doden. Op 30 km/uur-wegen vinden we een vergelijkbaar aandeel (8%).

Van het werkelijke aantal dodelijke ongevallen in 2018 gebeurde 61% op wegvakken en 27% op kruispunten.

Het grootste deel van de verkeersdoden in Nederland valt op gemeentelijke wegen (60% van het totaal, 68% van de geregistreerde aantallen in BRON), gevolgd door provinciale wegen (15% totaal en 18% in BRON) en wegen van het Rijk (12% totaal en 14% in BRON). Het kleinste aantal doden valt op wegen van overige wegbeheerders zoals waterschappen (1% totaal). Dit reflecteert niet alleen de mate van gevaar op deze wegen, maar vooral ook de hoeveelheid wegen en de hoeveelheid verkeer over deze wegen.

Er vallen veel meer verkeersdoden op wegvakken dan op kruispunten, behalve op gemeentelijke 50 km/uur-wegen en in 2009 ook op 30 km/uur-wegen. Ten opzichte van het jaar 2009 zijn de meest opvallende verschillen 29 minder geregistreerde verkeersdoden op 120 km/uur-wegen en 30 meer op 130 km/uur-wegen in 2018. Daarnaast vielen er in 2018 minder geregistreerde doden op 80 km/uur-wegen (88 minder), zowel op wegvakken als kruispunten en zowel op gemeentelijke als provinciale wegen. Op 30 km/uur- en 60 km/uur-wegen is juist een relatief grote toename van geregistreerde doden te zien tussen 2009 en 2018: resp. 24 meer op 30 km/uur-wegvakken, 27 meer op gemeentelijke 60 km/uur-wegvakken.

Het risico om te overlijden in het verkeer (aantal verkeersdoden per afgelegde km) is het hoogst voor gemotoriseerde tweewielers: brom- en snorfietsers en motorrijders.

De meeste verkeersdoden vallen bij enkelvoudige auto-ongevallen. Het aantal verkeersdoden bij deze ongevallen lijkt over de afgelopen tien jaar nog wel te dalen. De meeste geregistreerde verkeersdoden onder voetgangers en fietsers vallen bij ongevallen met een auto als tegenpartij. We moeten hierbij opmerken dat het aantal verkeersdoden bij enkelvoudige ongevallen, met name voor fietsers, minder goed geregistreerd wordt. Het werkelijke aantal van deze enkelvoudige ongevallen is dus aanzienlijk hoger.

Ongeveer 13% van de totale kosten van verkeersongevallen is toe te rekenen aan verkeersdoden (zie Afbeelding 15). Bijna de helft van de totale kosten van verkeersongevallen (ongeveer 45%) is toe te rekenen aan ernstig verkeersgewonden; lichtgewonden (behandeld op een spoedeisendehulpafdeling van een ziekenhuis) en overige gewonden hebben beide een aandeel van circa 7% in de kosten. Hiernaast is 28% van de kosten toe te rekenen aan ongevallen met uitsluitend materiële schade (UMS).

Het totaal aan maatschappelijke kosten van verkeersongevallen werd voor 2015 geschat op 14 miljard euro. Dit is ongeveer 2% van het bruto binnenlands product. De kosten per verkeersdode bedragen circa 2,9 miljoen euro en per ernstig verkeersgewonde circa 310.000 euro.

(Bron: Monitor Verkeersveiligheid 2019 - Effectieve maatregelen om het tij te keren)

Afbeelding