Afbeelding
Foto:

Internetconsultatie leert:
minister nog niet klaar met WRM

Als de minister de reacties op de zogenoemde internetconsultatie op de voorgenomen wijziging van het Besluit Rijonderricht Motorrijtuigen 2009 (we noemen dit verder de WRM) serieus neemt, dan schrapt ze het voornemen om bij de praktijkbegeleiding een echte leerling mee te nemen. Dit is verreweg het belangrijkste struikelblok dat genoemd is door branchepartijen die hebben gereageerd. Verder zijn er wensen én blijkt dat er in de branche geen eensgezindheid is over een minimumopleidingseis om aan de opleiding te beginnen.

Hoeveel reacties er zijn binnengekomen op de voorgestelde wijzigingen is niet bekend. Bij een internetconsultatie voor nieuwe wetgeving kunnen indieners aangeven of de reactie wel of niet door iedereen gezien mag worden. 22 branchegenoten hebben zichtbaar gereageerd en een onbekend aantal heeft gekozen voor beslotenheid. Waaronder brancheorganisatie VRB, dat laat weten daar moverende redenen voor te hebben. Secretaris Irma Brauers laat weten dat ze al weken geleden met een aantal partijen zoeken welke mogelijkheden er zijn voor verbeteringen, op basis waarvan een brief is gestuurd. De voorzichtigheid is volgens Brauers nodig om te voorkomen dat een broedende kip wordt gestoord. De allergrootste zorg van de VRB is namelijk dat de streefdatum van 1 januari 2020 niet gehaald wordt. "Tevens hebben we de nadrukkelijke wens uitgesproken om net zoals in de afgelopen jaren intensief in het professionaliseringstraject betrokken te blijven. We moeten samen de kar trekken, want er is zeker op uitvoeringsniveau nog heel wat werk aan de winkel", aldus Brauers.

BOVAG

Van de brancheorganisaties reageert BOVAG het meest inhoudelijk. BOVAG is over een aantal zaken te spreken tot zeer te spreken. "Zo juichen wij het toe dat het opleidingsniveau om zonder geschiktheidstoets een examen rijinstructeur te kunnen aanvragen, wordt verhoogd naar minimaal vmbo-tl of vmbo-gl. Daarnaast kunnen wij ons vinden in het voorstel dat het aantal praktijkbegeleidingen wordt beperkt tot één maal in de vijf jaar en dat er voldoende herkansingsmogelijkheden worden geboden via het educatieve traject. Dat daarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met het onaantrekkelijk maken van het herintrederstraject als uitwijkmogelijkheid voor de praktijkbegeleiding is een verstandige aanpassing."

Groot gebrek

Maar BOVAG constateert ook een groot gebrek, mede op basis van een aantal recente incidenten. "Wij missen de mogelijkheid om na herhaaldelijk wangedrag of meerdere geconstateerde overtredingen de WRM-bevoegdheid van een individuele instructeur definitief in te trekken. Het op basis van gegronde redenen kunnen intrekken van de bevoegdheid als ultimum remedium zou een essentiële stok achter de deur zijn om een zekere minimale basiskwaliteit van rijscholen en instructeurs te waarborgen. In de huidige situatie kan een falende instructeur onbeperkt herkansen, desnoods via een herintrederstraject. Het nu voorgestelde Besluit verbetert deze weeffout niet. BOVAG dringt erop aan om in de BRM intrekkingsgronden voor de WRM-bevoegdheid te formuleren."

'Wat is het het nut en de noodzaak van het verhogen van de vooropleidingseis?'

Twee verbeteringen

En er worden twee 'fundamentele verbeteringen' gewenst. Allereerst schort het aan een systeem voor goede handhaving, wat BOVAG betreft. Vandaar het advies: "Zet een solide systeem van integrale handhaving op, met een heldere taakverdeling tussen CBR, politie en ILT. De huidige wijze van handhaving lijkt hooguit te leiden tot sporadische toevalstreffers. CBR is strikt genomen geen handhaver en de politie lijkt zich te moeten beperken tot direct geconstateerde verkeersovertredingen in de openbare ruimte."

Aandacht voor ADAS

De tweede gewenste aanpassing is dat er structureel aandacht moet komen voor de opmars van Advanced Driving Assistance Systems(ADAS) en net zo goed voor ontwikkelingen die er nog aan zitten te komen. "Voertuigen worden in toenemende mate uitgerust met ADAS. Deze ontwikkeling wordt over het algemeen beschouwd als een opmaat naar steeds autonomer rijdende voertuigen en idealiter ook meer verkeersveiligheid. Om deze ontwikkelingen te kunnen bijbenen, zouden theorie en praktijk van het rijonderwijs periodiek moeten worden aangepast, zodat een leerling altijd onderwezen wordt volgens de laatste stand der techniek. In de huidige situatie is dit niet beleidsmatig, laat staan wettelijk, geborgd."

Periodieke herziening examens

Het gaat niet alleen over ADAS, maar over alle ontwikkelingen die in de pijplijn zitten en om die reden vraagt BOVAG om een periodieke herziening van het theorie- en praktijkexamen. Dat is niet alleen goed, maar er is ook een belangrijke bijvangst. "Dat brengt als voordeel met zich mee dat zogenaamde turborijscholen zich niet meer kunnen specialiseren in trucs om het theorie-examen te behalen op basis van standaardbeantwoording van statische vragen."

Goede stappen

Ook Ruud Rutten, voorzitter van de FAM, heeft gereageerd. Zijn reactie kan worden samengevat als dat de voorgestelde wijzigingen een paar kleine, maar goede stappen in de goede richting zijn. Brancheorganisatie LBKR heeft niet gereageerd.

Vooropleidingseis

Uit de internetconsultatie blijkt verder dat er een groot verschil van inzicht is over het verhogen van de vooropleidingseis. BOVAG, en dat geldt ook voor de andere brancheorganisaties, vindt dit een goede stap, maar Gijs Kantelberg, directeur van De VerkeersAcademie, ziet hier het nut niet van in en wel hierom: "Uit onderzoek is gebleken dat een kandidaat die een geschiktheidstest heeft afgelegd, niet minder presteert dan een kandidaat die wel een schooldiploma kan overleggen. Dat roept de vraag op wat het nut en de noodzaak is van het verhogen van de vooropleidingseis. De wet werpt hiermee een extra barrière op voor praktisch geschoolden om rijinstructeur te worden. Praktisch geschoolden hebben vaak een zwaar beroep en hun wordt nu de mogelijkheid ontzegd om zich om te laten scholen naar een beroep dat fysiek minder zwaar belastend is."

Geven van theorieles

Een ander issue dat Kantelberg aansnijdt, los van de stagefraudes (zie hiervoor het nieuwsbericht op pagina 4/5), is het herinvoeren van het examen 'het geven van een theorieles', wat volgens hem een breedgedragen wens is. "Het afschaffen van dit examen wordt als een verschraling van de inhoud van de opleiding rijinstructeur ervaren", aldus Kantelberg, die verder als enige aandacht heeft voor de motorinstructeur. "Het wetgevingstraject heeft zich geconcentreerd op de opleiding en bijscholing van autorijinstructeurs. Naar onze mening moet een motorinstructeur een voortgezet niveau beheersen. Het huidige praktijkexamen volstaat niet. Dat betekent automatisch dat het theorie-examen uitgebreid moet worden op het vlak van veiligheid, rijeigenschappen, bochtentechniek, enzovoort."

Echte leerling

En dan is er dus de wens van meerdere branchegenoten om niet over te gaan op het lesgeven aan een echte leerling, onder andere omdat dit een aantal praktische bezwaren heeft. Eerst een voorstander aan het woord, te weten Gijs Kantelberg. Hij schrijft onder andere in zijn reactie: "In de nieuwe opzet wordt lesgegeven aan echte rijbewijsleerlingen. Hoewel dat voor rijinstructeurs, die louter voortgezette rijopleidingen verzorgen, een andere tak van sport kan zijn is dit idee toch toe te juichen. Allereerst omdat deze groep rijinstructeurs een kleine is. Daarbij zijn zij wel bevoegd om ook aan rijbewijsleerlingen les te mogen geven. Bijvoorbeeld aan hun eigen kinderen of aan die van vrienden en familie. Ten derde kan men zelf bepalen wanneer men tijdens de geldigheidsduur van 5 jaar de praktijkbegeleiding gaat doen. Men heeft daarmee een zeer redelijke termijn om het lesgeven aan een echte rijbewijsleerling goed te organiseren. Tenslotte heeft deze maatregel ten doel om te voorkomen dat de praktijkbegeleiding een toneelstuk wordt."

Tegenstanders

Er zijn echter onder de personen die hebben gereageerd meer uitgesproken tegenstanders dan voorstanders van dit voornemen. Namens Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond meent M. Kraayveld: "Het voornemen om tijdens de praktijkbegeleiding een leerling zonder rijbewijs mee te nemen is voor een aantal opleiders erg moeilijk. Dit omdat wij als opleiders met OGS+-bevoegdheid wel rijonderricht geven, maar dan alleen aan mensen die al een rijbewijs bezitten. Het regelen van een echte leerling zal voor velen van ons een grote uitdaging worden. Daarom graag de situatie met rijbewijsleerlingen laten zoals hij nu is."

Veel problemen

H. Kobes van HTA training en advies is het hier roerend mee eens. "De nieuwe regeling dat men met echte kandidaten moet komen, geeft mijns inziens veel problemen", schrijft hij, en hij licht dat aldus toe. "In mijn eigen situatie zou ik mogelijk mijn WRM-bevoegdheid kunnen verliezen. Ik geef sinds begin jaren 90 vorige eeuw alleen maar voortgezette rijopleidingen, zowel op de openbare weg als op bijvoorbeeld een slipbaan. Daarnaast verzorg ik diverse trainingen in het kader van Code 95, waar ik ook mijn bevoegdheid voor moet hebben. Tenslotte verzorg ik theorieopleidingen voor het behalen van het rijbewijs. Dus nooit een leerling die de praktijk in het echt moet halen. Hoe wordt daarmee omgegaan? Ik sta hierin niet alleen. Kennelijk is hier niet of onvoldoende over nagedacht."

Autisme

Op deze lijn zit ook Annemieke Bakker van Rijschool Annemieke. "Ik heb een beetje een probleem met de verplichting van een echte leerling bij de praktijkbegeleiding", schrijft zij. "Mijn doelgroep zijn mensen die al een rijbewijs hebben, mensen met rij- of faalangst en ook mensen met autisme. Ik werk ook niet fulltime omdat deze doelgroep heel veel aandacht vergt en ik mij volledig wil geven voor deze leerlingen. Ik heb dus niet heel veel keus uit een leerling die ik meeneem, en dan moet de leerling ook nog mee willen, wat mensen met rij- en faalangst of autisme vaak niet fijn vinden. En ik kan ze niet dwingen. Wat te doen als ik niemand heb die mee wil? Tot nu toe is het telkens gelukt om een echte leerling mee te nemen, en ik prefereer dit ook."

Probleempje

"De wijziging dat de examinator bepaalt welk onderdeel gegeven moet worden kan ook een probleempje worden, vooral bij een leerling met autisme. Deze leerlingen houden niet van onverwachte situaties. Als ik iemand heb voorbereid om een bepaald onderdeel voor te bereiden, en de examinator bepaalt dat het een ander onderdeel moet worden, is dat voor een gewone leerling al niet ideaal, maar iemand met autisme kan daardoor helemaal uit zijn doen raken."

Didactische vaardigheden

Haar achternaamgenoot Andrea Bakker van Autorijschool Andrea Bakker ziet ook die echte leerling niet zitten. "De praktische toets is destijds in het leven geroepen om de didactische vaardigheden van een rijinstructeur te toetsen. Waarom moet dit met een leerling die niet in het bezit is van rijbewijs voor de desbetreffende categorie? Als het om het toetsen van didactische vaardigheden gaat dan kan dit prima met een leerling die in het bezit is van een rijbewijs voor de desbetreffende categorie. In deze regeling wordt namelijk voorbijgegaan aan een grote groep rijinstructeurs die alleen voortgezette rijopleidingen geven, zoals bijvoorbeeld bij de brandweer en ambulance. Deze groep rijinstructeurs kan niet putten uit een bestand van 30 tot 40 leerlingen zonder rijbewijs. Hoe moeten deze rijinstructeurs komen aan een dergelijke kandidaat? Hoe komen zij aan een voertuig met dubbele bediening? Alles wijst erop dat deze groep extra kosten krijgt om zijn bevoegdheid te houden. Laat deze eis vervallen, want het heeft geen meerwaarde en brengt geen verbetering in kwaliteit, of heeft onderzoek dit wel aangetoond?"

KNMV

Een enigszins vreemde eend in de bijt is Arjan Everink van het KNMV. Het KNMV richt zich immers niet op opleidingen, hooguit op voortgezette rijopleidingen. Toch heeft hij een aantal opmerkingen, vijf om precies te zijn. We beginnen met de vijfde, want daarin vraagt ook Everink zich af wat het nut is van een echte leerling.

"Het IBKI overweegt dat een instructeur die de PB-toets wil afleggen alleen maar met een echte leerling (rijbewijs) de toets mag afleggen. Daarnaast wordt voorgesteld dat de examinator aan de hand van de vorderingenkaart mag bepalen welk (nieuw) lesonderdeel moet worden gegeven. De gedachte bij deze extra voorwaarden is een zogenoemd 'toneelstuk' met collega's te voorkomen. Echter, de gedachte bij de PB-begeleiding is een toetsing van didactische vaardigheden. Waarom zou dit niet met een collega kunnen?"

"Verder is in 2009 besloten dat de categorie instructeurs die alleen aan verkeersdeelnemers mét een rijbewijs opleidingen geven, ook onder de WRM vallen. Denk aan voorgezette directiechauffeurs-opleidingen, voortgezette motoropleidingen, brandweer, etc. Voor deze groep instructeurs is het zeer ingewikkeld om aan een leerling te komen zonder rijbewijs, sluit ook niet aan bij de dagelijkse werkzaamheden en zij hebben veelal geen voertuig met dubbele bediening. Kortom, een enorme verzwaring met de daarbij behorende extra kosten zoals inhuren leerling, huren voertuig om te oefenen (is immers niet dagelijks werk) en voor het examen. Voorstel: de eis van een zogenoemde rijbewijs-leerling laten vervallen, maar wel het lesonderwerp laten bepalen door de examinator."

De andere punten waar Everink tegenaan hikt of vragen over heeft:

- Uit het amendement van Cem Laçin (SP) is voorgesteld dat instructeurs die de PB niet halen een verlenging van 6 maanden krijgen. In deze periode moeten ze bijscholingen volgen. Wie bepaalt welke en hoe wordt deze keuze gemaakt? Waarom is een bijscholing verplicht? In Nederland kennen we een examengestuurd onderwijssysteem. Vanuit deze gedachte is eenieder vrij om wel of geen extra onderwijs te volgen en zelf te bepalen klaar te zijn voor een nieuw examen.

- Stel: een instructeur volgt de extra bijscholingen, maar slaagt wederom niet. Welke opleiding moet hij/zij dan volgen? Dezelfde?

- In het amendement wordt de aanname gedaan dat niet veel instructeurs van half jaar naar half jaar zullen hoppen en de extra kosten en tijdsinvestering voor lief zullen nemen. Bij deze gedachte wordt uitgegaan dat de opleiding X euro kost en dat deze onder de standaardwerktijd wordt gevolgd. Idee: ik start met collega's een opleidingsinstituut en organiseer deze bijscholingen op zaterdagavond en zondagmorgen = geen werktijd. Zou dit een escape zijn?

- In de opsomming over kosten van het educatieve traject wordt gesproken over een investering van ca 21 uur en 2000 uro per instructeur. Waar komt de 2000 euro vandaan?"

Afbeelding