Den Haag bepaalt onze toekomst

Onze branche laat zich de laatste jaren niet bepaald van z'n beste kant zien in de media. Een - verre van volledige - bloemlezing: fraude met theorie-examens, 'turborijscholen', vechtlustige instructeurs, omkoping en bedreiging van examinatoren, rijlessen laten betalen in natura, dubieuze franchiseconstructies, misbruik van het TOP reserveringssysteem en onlangs weer de zoveelste rijschoolhouder die met de noorderzon vertrekt en consumenten gedupeerd achterlaat. Soms schaam ik me diep voor onze zogenaamde collega's, terwijl ik weet dat er zo veel eerlijke en hardwerkende branchegenoten zijn, die dankzij dit soort figuren echter een negatief stempel krijgen. Dat is gewoon niet eerlijk en zorgt bovendien voor een ongelijk speelveld. Want als de een bijna ongehinderd z'n gang kan gaan met dubieuze praktijken, is het voor de ander des te moeilijker om op een eerlijke manier een belegde boterham te verdienen.

De afgelopen tien jaar zijn er maar liefst 3.000 rijscholen en 4.000 gediplomeerde rijinstructeurs bij gekomen, bij een nagenoeg gelijkblijvend aantal examens voor het B-rijbewijs. De koek is dus niet bepaald groter worden, het aantal eters wel en dat is natuurlijk vragen om problemen. Buitenstaanders zouden zomaar de conclusie kunnen trekken dat de rijscholensector zeer lucratief is. Niets is echter minder waar. Als vraag en aanbod niet in balans zijn, staan de tarieven onder druk. Dit kan je marktwerking noemen, maar in een markt waar er om diverse redenen geen gelijk speelveld lijkt te zijn, wordt er gerommeld en vallen er op den duur slachtoffers.

Ik ben ervan overtuigd dat een vorm van regulering nodig is en daarom vind ik dat er door de politiek eerst op de volgende vragen een antwoord moet komen:
1. Blijven wij vasthouden aan vrijheid van onderwijs, met lessen van dubieuze kwaliteit en lage slagingspercentages?
2. Kan iedereen die net van de instructeursopleiding komt zomaar een rijschool beginnen?
3. Moeten er nadere eisen gesteld gaan worden aan de opleiding om instructeur te worden?
4. Moeten de rijopleiding en het examen meer toegespitst worden op voertuigtechnologie?
5. Is er sprake van een gelijk speelveld in onze branche?

En als laatste:
6. Moet er een ondergrens worden gesteld aan arbeidsvoorwaarden, zoals een cao en op het vlak van arbeidsongeschiktheid en pensioen? Daarmee samenhangend: moet er een ondergrens komen voor lestarieven, tegen verkapte armoede en voor een eerlijker speelveld?

Frank Hoornenborg,
voorzitter BOVAG Rijscholen