Afbeelding
Foto: KNMV

Motorinstructeur mag niet zijn eigen regels hanteren

In het vakblad Verkeersknooppunt stond laatst een artikel over een probleem tussen een motorinstructeur en een handhaver over een bekeuring voor het oefenen van bijzondere verrichtingen. Hetgeen bij ons de vraag deed opborrelen: kom het vaker voor dat A-instructeurs problemen hebben om hun pylonen uit te zetten? Behoudens twee bekende gevallen schijnt dit niet te gebeuren, zegt Arjan Ederveen van de KNMV.

Het akkefietje waarover het vakblad bericht, speelt zich af in Delft. Een instructeur heeft daar de verkeersluwe Molengraaffsingel gekozen als plek voor het oefenen van de bijzondere verrichtingen, maar dat heeft geen goedkeuring gevonden in de ogen van de politie, met als gevolg meerdere bekeuringen. Ederveen hoorde hiervan en tipte de redactie van Verkeersknooppunt om hier aandacht aan te besteden. Inmiddels staat, zegt Ederveen, min of meer vast dat er meer aan de hand was ("Dat lees je ook een beetje tussen de regels door") en ook is helder dat dit een incident is.

Tweede incident

Ederveen kan zich nog een tweede incident herinneren, dat zich in het najaar van 2016 afspeelde. Toen was het hommeles tussen rond de dertig rijschoolhouders en Rijkswaterstaat, die verbood om gebruik te maken van parkeerplaats Peulwijk-Oost en Peulwijk-West langs de A4 als afgesloten terrein. "In die situatie bleek dat er ook meer speelde. Naar verluidt lieten instructeurs hun leerlingen tegen het verkeer in rijden en ook werd een deel van het openbare parkeerterrein geclaimd en ja, dan gaat het fout."

Gezond verstand

Andere gevallen spelen er (nu) niet, meldt Ederveen. "Wij hebben eigenlijk maar één advies aan elke A-instructeur en dat is: gebruik je gezonde verstand. Hoe doe je dat, waar doe je dat, maar ook hoe ga je met een handhaver om?"
In alle gevallen waarin instructeurs moeite hebben een plek te vinden voor de oefeningen, raadt Ederveen aan om de handen ineen te slaan. "Huur samen een terrein dat geschikt is en dat hiervoor gebruikt mag worden. Dat gebeurt momenteel in een aantal plaatsen en dat werkt heel goed."

Twee regels

Voor het oefenen van de stuurmanskunsten zijn twee regels van belang, stelt Verkeersknooppunt, te weten R 7001 en R 702 die beide in de 'Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen' staan.
Regeling 701 zegt: "Zonder daartoe krachtens het besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel zichtbaarheid daarvan wegnemen' kun je een bekeuring van 140 euro krijgen.
Volgens Regeling 702 geldt dat iedereen die 'Voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doe aanbrengen of aangebracht houden' eveneens een prent van 1540 euro kan krijgen.
Met andere woorden: iedereen die aan een openbare weg zijn of haar eigen draai geeft met betrekking tot de verkeersregels is verkeerd bezig. Maar dat is een open deur.

Afstand tussen verkeersdrempels ligt niet vast

Baalt u ook weleens, of heel vaak of eigenlijk altijd, van het feit dat in een straat veel te veel verkeersdrempels zijn? Voor het geval u zich afvraagt of hier regels voor zijn: nee.

Dit legt Jan Willem Ooms van de Politieacademie uit aan Marcel Slofstra, die hierover op Verkeerskunde.nl een vraag stelde. Zijn integrale antwoord staat hieronder:

'Er is nergens voorgeschreven wat de afstand minimaal of maximaal moet zijn tussen verticale snelheidsremmers (drempels en plateaus). Het is de bedoeling dat het toegestane snelheidsregime zo veel mogelijk wordt afgedwongen door de inrichting van de weg. Het is aan de ontwerper van de weg om deze zodanig vorm te geven dat het verkeer min of meer automatisch met de juiste toegestane snelheid rijdt. De ontwerper kan hiervoor verschillende mogelijkheden benutten, zoals bochten, chicanes en/of asverspringingen, maar vaak worden ook verticale snelheidsremmers gebruikt, vaak in combinatie met andere inrichtingsvormen.'

'Verticale snelheidsremmers blijken behoorlijk effectief om de snelheid te verminderen. Wanneer op een route veel vrachtverkeer voorkomt of wanneer daar een buslijn loopt, zullen drempels en plateaus soms minder toegepast worden in verband met de extra overlast die dan ontstaat door geluid en trillingen. Het is aan de wegbeheerder om uiteindelijk een afweging te maken welke snelheidsremmende maatregelen de voorkeur verdienen. Het is dus ook denkbaar dat in een bepaalde 30 km-zone een andere keuze gemaakt is om de snelheid te beïnvloeden dan om drempels te gebruiken. Het staat de wegbeheerder vrij om daarin zijn keuzes te maken. Wel zijn er door het CROW richtlijnen opgesteld waar verticale snelheidsremmers aan moeten voldoen wanneer zij gebruikt worden. Zie hiervoor hun publicatie nr 344: 'Richtlijn drempels, plateaus en uitritten'.'

'De enige wettelijke basisregels die betrekking hebben op uw vraag staan in de 'Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens'. Ik noem daaruit hoofdstuk II, Paragraaf 4, bordcategorie A: De in te stellen maximumsnelheid dient in overeenstemming te zijn met het wegbeeld ter plaatse, Dit betekent dat waar nodig de omstandigheden op zodanige manier zijn aangepast dat de beoogde snelheid redelijkerwijs voortvloeit uit de aard en de inrichting van de betrokken weg en van zijn omgeving.'