Hart voor het vak

Toen ik ooit, lang geleden, de stap zette om rijinstructeur te worden, nam ik mij voor om daar altijd mijn ziel en zaligheid in te blijven leggen. Om altijd een persoonlijke noot voor elk van mijn leerlingen te hebben.

En je zou zeggen dat je na zo veel jaar rijles geven alles op de automatische piloot doet, maar niets is minder waar. Het lukt me nog steeds om persoonlijke aandacht voor elke leerling te hebben en ieder op een manier te benaderen die tot resultaat zal leiden.

Het moet ook wel zo gaan, want elke leerling is anders: de een is zorgeloos en vrolijk van nature en gaat fluitend door het leven en de ander neemt juist zijn of haar zorgen mee in de lesauto. En het bijzondere is dat er veel wordt verteld in de lesauto: er ontstaat vaak een vertrouwde sfeer waarin leerlingen hun hart durven uit te storten over kleine, maar helaas soms ook over grote problemen. Vaak hebben ze bepaalde zaken niet eens aan iemand anders toevertrouwd. En ja, wat doe je daar dan mee als rijinstructeur? Zeg je dan gewoon dat je er niets van wilt horen omdat er geleerd moet worden om een veilig weggebruiker te worden of probeer je de zaken aan te horen en de leerling te begrijpen en advies te geven?

Dat zal voor elke rijinstructeur een afweging zijn, maar bij mij is het vaak een combinatie van beide, want een leerling die al niet lekker in zijn of haar vel zit zal ook niet goed presteren in de auto en dan kan een luisterend oor vaak de nodige opluchting geven waardoor er toch resultaat wordt geboekt op het gebied van de kennis en vaardigheden in het verkeer.

Je moet dit natuurlijk wel in je hebben, dat luisteren en eventueel sturen naar oplossingen van de problemen, maar het is wel een onderdeel van de vaardigheden van diegene die lesgeeft. Het blijft uiteraard altijd een afweging in hoe ver je mee moet gaan in de zaken die verteld worden in de auto, want voorop staat uiteindelijk toch dat het rijbewijs gehaald moet worden. Maar vast staat wel dat leerlingen dan in ieder geval met plezier in de auto stappen, omdat ze weten dat gedeelde smart toch halve smart is. En als dan achteraf ook nog blijkt dat ik een bijdrage heb kunnen leveren aan het oplossen van de zaken die verteld zijn, doet me dat goed.

Peter van Neck,
voorzitter VRB