Rekenles

De vraag aan de leerling was: 'Wat is een gemakkelijke manier om ongeveer te bepalen hoeveel meter afstand je van je voorganger moet houden?'

Dat was al een ingewikkelde vraag. De leerling mompelt nog iets over een formule, maar dan zeg je dat het uitrekenen daarmee wel erg lang zou duren als je dat steeds moet toepassen onder het rijden. De leerling geeft het al op. Geeft niks, want als didacticus snap je dat je zo iemand dan even op weg moet helpen.

Je geeft het voorbeeld dat je 80 kilometer per uur rijdt en zegt dat je die 80 door twee moet delen en er 10 procent bij op moet tellen, dan zit je redelijk in de buurt. Oei, dat wordt lastig: rekenen!

De helft van 80 lukt nog, maar 10 procent van 40? Wat is dat ook alweer?

Het lukt niet zonder hulp van mijn kant.

Ander voorbeeld. We rijden op de autosnelweg en je vertelt aan de leerling over de hectometerpaaltjes, die groene bordjes langs de kant.

Je vraagt hoeveel meter er tussen die paaltjes zit. Oei, ook moeilijk, want hoeveel is een hectometer? Je helpt nog een beetje door te zeggen: "De H van………" Maar het getal honderd komt niet in de leerling op.

Nog eentje. De leerling mag gaan schakelen en je vertelt dat onze lesauto over zes versnellingen beschikt en daarbij nog een achteruitversnelling. We oefenen die les het schakelen, maar de volgende les is het toch weer wat afgezakt. Daarom wil de leerling steeds naar de versnellingshandel kijken onder het rijden, iets wat je niet toestaat.

Je vertelt dat de oneven getallen aan de 'voorkant' zitten en de even getallen aan de 'achterkant' van de versnellingshandel. "Dus" vertel je, "aan de voorkant zitten één, drie en…." Je wacht tot de leerling 'vijf' zal zeggen, maar nee, hij zegt, en dit is echt waar: "Acht".

Op die momenten denk je: help, moet ik nu ook nog rekenles gaan geven?

Eric Bakker,
voorzitter VRB