Richting toekomst: het Rijleskeurmerk

Meestal ben ik terughoudend met schrijven over problemen in de branche. Publiciteit werkt vaak als olie op het vuur met reacties die alle kanten op schieten. Toch wil ik nu toch de gebrekkige organisatiegraad van de rijschoolwereld eens aanhalen. Hoe komt dat zo? In de afgelopen decennia hoorde ik collega's vaak klagen dat je als rijschoolhouder alleen staat en bij de overheid geen verschil kunt maken. Maar wat moet de overheid met een branche die als los zand aan elkaar hangt? Met wie moeten ze praten?
Sinds mijn start in 1979 roepen brancheorganisaties al om kwaliteitseisen en keurmerken. De diverse voorzitters van die organisaties deden hun best, maar het leidde tot niets. Bij de huidige brancheorganisaties VRB, FAM en BOVAG is slechts een klein deel van de voor 80 procent uit eenmans- of parttimerijscholen bestaande rijschoolbranche aangesloten.
Ook deze brancheorganisaties willen een keurmerk. Sinds de presentatie van het startdocument – een goede stap voorwaarts – heeft dat echter nog niet geleid tot de geboorte daarvan.

Het lijkt alsof men opnieuw wacht totdat het 'van bovenaf' wordt opgelegd, omdat een keurmerk niet vrijblijvend mag zijn.
Enkele bloemlezingen uit het startdocument: 'De kwaliteit van de rijschoolbranche verhogen kost meer tijd en richt zich daardoor op de langere termijn. Dit vraagt voornamelijk om maatregelen vanuit de branche zelf die moeten worden ondersteund in de vorm van aanpassingen van de WRM 1993.'

Oftewel: zonder behandeling of aanpassing daarvan gebeurt er niets?

Eveneens uit het startdocument: 'Er worden te veel onvoldoende opgeleide mensen op rijexamen gestuurd. De branche pleit voor het organiseren van een door het CBR geaccrediteerde en getoetste rijopleiding die aan kwaliteitseisen voldoet. Als tegenprestatie kan het CBR vrijstelling verlenen op bepaalde examenonderdelen.'

Ik denk dan meteen aan de in opdracht van de minister door het CBR uitgerolde Rijopleiding in Stappen. Zij die al langer meedraaien weten waar dat toe leidde nadat een grote rijschool het via de rechter torpedeerde.

Ook uit het startdocument: 'Er moet een robuust en gemakkelijk toegankelijk systeem komen van registratie, beheer, handhaving en raadpleging van de WRM-bevoegdheid van rijinstructeurs.'

Door wie gerealiseerd? Want rijopleiders verdienen meer dan herhaling, slecht luisteren, stokpaardjes en betogen die niet aansluiten bij het onderwerp. Als je de serieuze rijopleiders wilt bereiken moet het korter, bondiger, gericht op de werkelijke, actuele problematiek in rijschoolland. Om in NLP-taal te spreken: als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg.

De ontwikkeling van het Rijleskeurmerk bracht me bij de LBKR, een groep pragmatische mensen die niet preken voor eigen parochie, maar voor de branche. Zij spreken de taal van de branche en zien heil in een Rijleskeurmerk voor iedereen op vrijwillige basis, met kwaliteitseisen en audits. En zo is het Rijleskeurmerk ook opgezet. Een branche die zichzelf kwalificeert en organiseert draait de rollen om. De stem van de branche zal dan wél verschil maken in Den Haag.

Met rijinstructeurs die serieus hun vak uitoefenen slaan we de handen ineen en trekken we de kar gezamenlijk. Frauderende rijscholen, dubieuze franchiseconstructies en dubbele inschrijvingen bij het CBR verdwijnen niet vanzelf. De tijd van wachten tot de overheid of het CBR die boefjes sanctioneert – voor zover dat wettelijk al mogelijk zou zijn – is geweest.
Wie niet aan de kwaliteitseisen voldoet, krijgt simpelweg geen Rijleskeurmerk. Veranderen wat we NIET willen in wat we WEL willen is constructieve en positieve discriminatie. Het Rijleskeurmerk is slechts gebonden aan de certificerende, objectieve instantie. Het kaf van het koren scheiden we dan door het koren, de goede rijopleiders, boven het kaf, het onkruid, uit te laten stijgen.
Het Rijleskeurmerk wordt dan wellicht de opmaat naar de al decennialang gewenste organisatiegraad. (www.rijleskeurmerk.nl)