Werkdruk en burn-out

Onderwijzers in het basis- en voortgezet onderwijs klagen over hoge werkdruk, papieren tijgers, een laag salaris en veel leerlingen met leerproblemen.
Sommigen krijgen zelfs een burn-out. Maar hoe vergaat het rijinstructeurs? Velen werken als zelfstandig ondernemer. Bij hen zou een burn-out ogenblikkelijk resulteren in een situatie zonder inkomen. Helaas staan er maar weinig mensen bij stil (de politiek al helemaal niet) dat leerlingen met leerproblemen vroeg of laat in de lesauto stappen. De zwaarte daarvan wordt onderkend noch erkend waardoor het vak wordt ondergewaardeerd.

Waar in het basisonderwijs de remedial teacher in een rustige, statische werkomgeving de onderwijsgevende te hulp schiet, moet de rijinstructeur zichzelf in een dynamische werkomgeving zien te redden.

In een eerdere column benadrukte ik al eens hoe bijzonder dat is. Rijinstructeurs werken voortdurend onder omstandigheden waarin ze onderwijskundig verantwoord les moeten geven, de lestijd in de gaten moeten houden en tegelijkertijd ook nog eens verantwoorde routekeuzes moeten maken. Een groot verschil met die statische schoolomgeving en vele schoolvakanties. Verder geeft hij rijles aan neurotypische leerlingen, bijvoorbeeld aan leerlingen met problemen in de informatieverwerking zoals autisme of met een aandachtstekortstoornis zoals ADHD. De meesten doen dat jarenlang zonder noemenswaardige ondersteuning.
Gelukkig zorgde de organisatie Spectrum Brabant enkele jaren geleden voor een positieve ontwikkeling. Rijinstructeurs kregen voor het eerst een vruchtbare bodem voor verdere groei en handvatten om leerlingen met een informatie- of aandachtsproblematiek te herkennen en te kunnen begeleiden. Men ontdekte eindelijk waarom iemand met bijvoorbeeld ADHD moeilijk te automatiseren is en geregeld tussenstappen overslaat. Of snel afgeleid is, niet luistert, doordraaft of impulsiviteit niet kan bedwingen. Maar ook dat de houding van de docent voor de leerling het verschil maakt tussen wel of geen vorderingen maken.
Al juichen we deze ontwikkelingen op ons vakgebied toe, we hebben meer nodig. Het probleem ligt namelijk niet bij het lesgeven aan leerlingen met, maar juist aan degenen zonder een diagnose. Bijvoorbeeld aan volwassenen zonder diagnose met bijkomende problemen of stoornissen. Uit recent bevolkingsonderzoek in twintig landen, waaronder Nederland, blijkt dat ADHD bij volwassenen nog steeds wordt ondergediagnosticeerd en dus ook onderbehandeld. ADHD komt voor bij 3,4-5 procent van de kinderen en volwassenen, maar recent is deze stoornis ook aangetoond bij 3 procent van de bevolking ouder dan 60 jaar.

Het aantal volwassenen in Nederland bij wie ADHD wordt vastgesteld, neemt ook toe. De eerste keus-medicatie voor de behandeling van mensen met ADHD, de psychostimulantia, zijn alleen geregistreerd voor gebruik door kinderen en adolescenten. Het aantal volwassenen dat dit medicijn tussen 2004-2014 voorgeschreven heeft gekregen is echter vervijfvoudigd! Volgens de DSM-IV moesten volwassenen voorheen 6 van de 9 symptomen van onoplettendheid vertonen, maar in de DSM-5 is dit afkappunt verlaagd naar 5 symptomen.




ADHD gaat onder andere gepaard met veranderingen in de hersenen, chronische slaapproblemen en diverse psychiatrische stoornissen. Juist deze bijkomende psychiatrische stoornissen hebben gevolgen voor de rijlessen. Personen met ADHD kunnen goed worden behandeld met psycho-educatie, medicatie, coaching en cognitieve gedragstherapie en de rijinstructeur weet door trainingen hoe hij zijn rijlessen optimaal kan afstemmen op de mogelijkheden van zijn leerling. Maar bij leerlingen zonder diagnose wordt het moeilijker voor de rijinstructeur. Vooral als de leerling het probleem zelf niet erkent en er sprake is van co-morbiditeit. Er is ook geen absoluut antwoord op wat je als rijinstructeur dan precies moet doen. Maar als opleider ben je wel de belangrijkste toetssteen.

De gemakkelijkste weg om uit deze oncomfortabele zone te komen is de situatie ontkennen of negeren. Dat kost minder energie, levert minder conflicten op maar zorgt tevens voor een geringere betrokkenheid. Rijopleiders zouden dus best nog wat meer (psychologisch toepasbaar) gereedschap kunnen gebruiken. Al was het maar om die burn-out te voorkomen.