Afbeelding

Niveau van straf ernstig
verkeersdelict te laag

In de juridische wereld rond het verkeersrecht (onder anderen advocaten en officieren van justitie) is de nodige kritiek op het niveau van de straffen die worden opgelegd bij ernstige verkeersdelicten. Met name straffen die volgen op doorrijden na ongeval, rijden onder invloed en rijden tijdens een rijontzegging worden te laag gevonden.

Ook vinden juristen het verkeerd dat asociaal rijgedrag soms niet wordt bestraft. De kritiek betreft overigens niet de gerechtelijke uitspraak, maar de lage maximumstraffen. Rechters kunnen nu eenmaal niet hoger straffen.
Verder blijkt dat het nogal uitmaakt of een veroorzaker van een ongeval wel of niet onder invloed van alcohol of drugs verkeerde of geen medewerking verleende.


Dit zijn enkele conclusies in het onderzoeksrapport 'Ernstige verkeersdelicten' dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie is uitgevoerd door medewerkers van de vakgroep Strafrecht en Criminologie van de Rijksuniversiteit Groningen. In het onderzoek wordt de zogenoemde 'straftoemeting' (de uiteindelijk opgelegde straf) ter zake van ernstige verkeersdelicten en het wettelijk kader waarin deze plaatsvindt onder de loep genomen.

Straftoemeting

In het onderzoek wordt de straftoemeting van drie soorten verkeersdelicten tegen het licht gehouden. De eerste en zwaarste categorie zijn ernstige verkeersdelicten met veel schade, letsel of zelfs dodelijke slachtoffers tot gevolg. Hiervoor zijn 314 uitspraken van rechters bekeken. Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat bij een combinatie van zeer ernstige gevolgen (fataal of zwaar lichamelijk letsel) en een hoge schuldgraad (opzet of roekeloosheid), de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt is.
De hoogste gevangenisstraffen zijn opgelegd in gevallen waarin het verkeersongeval heeft geleid tot de dood van een ander. Bij doodslag gaat het dan om straffen tot maximaal tien jaar gevangenisstraf, bij dood door schuld bestaande in roekeloosheid om straffen tot maximaal acht jaar gevangenisstraf en bij straffen wegens dood door schuld niet bestaande in roekeloosheid om straffen tot maximaal vier jaar en zes maanden gevangenisstraf. Enkel in zeer uitzonderlijke gevallen wijkt de rechter van dat uitgangspunt af.

Onder invloed

Bij de lagere schuldgraad, van schuld niet bestaande in roekeloosheid, blijkt van betekenis te zijn of de verdachte ten tijde van het strafbare verkeersgedrag al dan niet onder invloed verkeerde of niet voldeed aan een bevel tot medewerking. Bij een combinatie van schuld, drugs- of alcoholgebruik en zeer ernstige gevolgen is eveneens het uitgangspunt dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Is daarentegen geen drug- of alcoholgebruik vastgesteld dan blijkt de rechter in de onderzochte gevallen meestal een taakstraf op te leggen (gekoppeld aan een voorwaardelijke gevangenisstraf), ook bij dodelijk letsel.
In vrijwel alle zaken heeft de rechter als bijkomende straf een rijontzegging opgelegd, bijna altijd (deels) onvoorwaardelijk.

Bedreiging

De tweede categorie zijn verkeersdelicten met bedreiging van een concreet persoon. In het algemeen geldt hier: hoe hoger de strafbedreiging, hoe zwaarder de straf. Bij poging tot doodslag blijkt de rechter in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, die soms van forse duur kan zijn. Bij poging tot zware mishandeling legt de rechter in het merendeel van de gevallen ook een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Is geen sprake van voorbedachte raad of is het geweld niet gericht tegen een politieambtenaar, dan blijkt de rechter ook geregeld te kiezen voor het opleggen van een andere hoofdstraf.

Persoonlijke vrijheid

Bedreiging is een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid. Een uitvloeisel daarvan is dat de verdachte een andersoortig verwijt wordt gemaakt dan bij poging tot doodslag respectievelijk zware mishandeling. In de verkeerscontext behelst het verwijt telkens dat het verkeersgedrag van verdachte zodanig is geweest dat bij een ander in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij of zij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, onderscheidenlijk het leven zou kunnen verliezen, en dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op het kunnen ontstaan van bedoelde redelijke vrees. In dergelijke gevallen blijkt de rechter in de regel te kiezen voor een gevangenisstraf of taakstraf. De hoogste gevangenisstraf die is opgelegd, is aanmerkelijk lager dan de hoogste straffen bij een poging tot zware mishandeling.

Inrijden op een persoon

Bedreiging die bestaat uit inrijden op een persoon leidt doorgaans tot een eis van vier maanden, maar de straf valt doorgaans lager uit. Heeft een bedreiging geen ernstige gevolgen dan wordt soms hechtenis opgelegd, maar ongeveer even zo vaak een geldboete.

Rijden zonder rijbewijs

Rijden zonder rijbewijs zonder dat daar gevolgen uit voortkomen, valt onder verkeersovertredingen. De hoogste gevangenisstraf die is opgelegd wegens het misdrijf rijden tijdens een rijontzegging heeft een duur van 10 weken. Het toepasselijke oriëntatiepunt neemt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 2 weken. In vjif van de veertien zaken heeft het gerecht de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf, in al deze gevallen voor de duur van 2 weken of meer. In het merendeel van de onderzochte zaken heeft de rechter echter een taakstraf uitgesproken. Al met al is de opgelegde straf dus meestal lager dan de straf die het oriëntatiepunt aanwijst.

Ongeldig

Het rijden na ongeldigverklaring of nadat het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren, is de vierde categorie misdrijven waarin de rechter is gekomen tot het opleggen van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Ook in geval van rijden na ongeldigverklaring wijst het toepasselijke oriëntatiepunt voor straftoemeting een gevangenisstraf van 2 weken aan. In vier van de zestien zaken heeft de rechter een gevangenisstraf opgelegd van 2 weken of meer. De hoogste gevangenisstraf heeft een duur van 1 maand. In de meeste gevallen heeft het gerecht echter een taakstraf opgelegd.

Geldboete

Rijden zonder rijbewijs in de zin dat de automobilist gewoon geen rijbewijs heeft, wordt vaak afgedaan met een geldboete. In dertien van de achttien zaken is dat het geval. In die zaken is negen keer een geheel onvoorwaardelijke boete opgelegd. In een ernstig geval blijkt de rechter hechtenis op te leggen. Deze verdachte was reeds meerdere malen veroordeeld wegens rijden zonder rijbewijs.

Weigering blaastest

Geen van de veroordelingen voor de weigering tot meewerking aan de ademanalyse – of in één uitzonderlijk geval: de bloedproef – heeft geleid tot het opleggen van een gevangenisstraf. In geval van een bestuurder van een auto of motor wijzen de toepasselijke oriëntatiepunten op het opleggen van een geldboete van 1.000 euro en een rijontzegging van 9 maanden. Bij andere voertuigen gelden afwijkende uitgangspunten. Veelal heeft de rechter gekozen voor een taakstraf of geldboete.