In Duitsland moeten rijscholen voldoen aan veel meer eisen dan in Nederland.
In Duitsland moeten rijscholen voldoen aan veel meer eisen dan in Nederland.

Het Duitse model als basis voor Nederland? Waarom niet

Financieel directeur René Verstraeten van het CBR sprak tijdens de ledenvergadering van de VRB lovende woorden over een aantal aspecten van de manier waarop de rijscholenbranche in Duitsland sinds begin dit jaar is georganiseerd. En het is wel vaker naar voren gekomen dat dit model perfect zou passen in Nederland. Maar wat is er dan zo bijzonder aan? Rij-instructie ging het na.

Elf jaar. Zolang heeft het in Duitsland geduurd voordat de rijscholenbranche was hervormd. Nu is Duitsland met al z'n deelstaten die er allemaal iets over willen zeggen anders georganiseerd dan Nederland, maar we willen er alleen maar mee aangeven dat een hervorming van het systeem een lange adem vereist. Daar is trouwens iedereen in Nederland ook wel van doordrongen. Ruud Rutten, voorzitter van de FAM, bijvoorbeeld laat regelmatig vallen dat er nog heel wat tijd overheen gaat voordat de branche eindelijk op orde is. En ook Jos Post, voorzitter van de LBKR, laat in deze editie van Rij-instructie weten dat hij drommels goed beseft dat veranderingen niet van vandaag op morgen zullen worden doorgevoerd. Maar belangrijker is dat vorig jaar belangrijke stappen zijn gezet, niet in de laatste plaats omdat minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat de verplichte invoering van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) bekendmaakte. En gezien de besprekingen die de brancheorganisaties VRB, FAM en BOVAG onlangs in Den Haag heeft gevoerd, is het niet denkbeeldig dat dit jaar belangrijke slagen worden geslagen. Met waarschijnlijk het gegeven dat dit jaar de eerder ingediende wijzigingsvoorstellen inclusief de passage met ideeën voor de langere termijn die moeten leiden tot een nieuwe WRM, bewaarheid zullen worden. Er is immers niet voor niets aan het CBR gevraagd hun licht te laten schijnen over het aanbevelingendocument van de VRB,FAM en BOVAG.

Nodige kritiek

Maar goed, we hadden het over Duitsland. Basis voor de veranderingen die bij onze oosterburen zijn doorgevoerd is het rapport REFORM des FAHRLEHRER RECHT dat is opgesteld door Bernd Brenner, voorzitter van de BAGFA (de federale vereniging van opleidingscentra voor rijinstructies). Hoewel minder uitgesproken dan in Nederland was er in Duitsland namelijk ook de nodige kritiek op het systeem, maar dat is met de nieuwe wetgeving rechtgezet. Wat zijn dan die belangrijke verschillen met Nederland? Deze:
- Iedere rijschool is verplicht aangesloten bij een bond.
- De opleiding tot rijinstructeur is dwingend voorgeschreven.
- De toelating tot de opleiding van rijinstructeur heeft verplichte onderdelen die op diverse gedeeltes op universitair niveau getoetst worden.
- Het eerste deel van de opleiding beslaat 770 lesuren en bestaat uit een pedagogisch en een methodisch traject. De kosten hiervan bedragen rond de achtduizend euro per opleiding.
- Het tweede deel bestaat uit de opleiding tot rijschoolondernemer. Dit bestaat uit duizend lesuren en kost twaalfduizend euro. Tijdens zowel het eerste als het tweede deel krijgt een aspirant-instructeur 8,50 euro per uur betaald.
- Na het behalen van de zogenoemde Fahrleherscheinen is bijscholing verplicht. In vier jaar tijd moeten drie theoriedelen worden gevolgd.
- Als je tussentijds structureel slechte resultaten haalt (lees: te veel leerlingen aflevert die het gemiddelde niveau niet hebben), dan moet je bij TUV op het matje komen. TUV (CBR in Nederland) is de instelling die controleert of iedereen zich aan de eisen houdt. Zij functioneren dus niet alleen als exameninstituut voor de leerling.

Unaniem

Essentieel in de harmonisatie is dat de rijschoolhouders het systeem unaniem ondersteunen. En zoals iedereen weet is uniformiteit in Nederland ver te zoeken, dus daar ligt de eerste uitdaging. Ten tweede is het cruciaal dat iedere rijschoolhouder lid is van een brancheorganisatie. Dat maakt de besluitvorming een stuk makkelijker én de overheid weet waar ze aan toe is.

Aan de drie brancheverenigingen VRB, BOVAG en FAM legden we een aantal vragen voor over dit systeem en - zoals wel vaker de laatste jaren - kwam er één eensgezind antwoord.

Er is voor nieuwe toetreders als rijinstructeur een enorme drempel, zoals de kosten die aan een opleiding zitten en het gewenste niveau en als je er toch aan begint is er een volgende drempel om een eigen rijschool te beginnen. Hebben jullie het idee dat deze heel strenge eisen ook in Nederland haalbaar zijn. Zo ja, waarom wel en zo nee, waarom niet?

"Het grootste verschil is dat in Duitsland professionele, hoogwaardige en daardoor kostbare scholing verplicht is en in Nederland alleen een examenmodel wordt gehanteerd. Dat werpt in Duitsland een heel hoge drempel voor toetreders op en lijkt in Nederland niet alleen (politiek) onhaalbaar, maar ook ongewenst. Het kan immers ook mensen ontmoedigen om voor het vak te kiezen. Tegelijkertijd constateren we dat het huidige examenmodel de poort juist wagenwijd openzet."
"Wat FAM, BOVAG en VRB betreft moet er gekeken worden naar een combinatie van elementen naar Duits model en uit het voorstel in het aanbevelingendocument, zodat de professionaliteit, kennis en kunde van Nederlandse instructeurs en rijschoolhouders op een acceptabel niveau komt en iedereen in deze branche een fatsoenlijke boterham kan verdienen."

De bijscholing is in Duitsland om de vier jaar en als je het niet goed doet en ook als je slechte kandidaten aflevert (of blijft afleveren) moet je op het matje komen. Is dit model ook in Nederland door te voeren?

"Om de benodigde professionalisering in Nederland te bewerkstelligen, is het van groot belang dat er ook regelmatig controles plaatsvinden. In Duitsland gebeurt dat periodiek, zoals hier ook met de bijscholing en praktijkbegeleiding, maar daar wordt ook tussentijds ingegrepen als de examenresultaten van leerlingen langere tijd ondermaats blijken. Er wordt dan door de autoriteiten gekeken wat er aan de hand is, hoe dit opgelost kan worden en zo niet, dan kan de vergunning worden ingetrokken. Naast het opkrikken van de professionaliteit van instructeurs vinden FAM-BOVAG-VRB het zeer zeker de moeite waard om deze mogelijkheid te onderzoeken."

Iedere rijinstructeur is in Duitsland verplicht lid van een brancheorganisatie. In Nederland is dat nog ver weg, als het er ooit al van komt. Maar zou dat een zegen zijn voor de branche?

"Een verplichting om aan te sluiten bij een branchevereniging kan zeker van toegevoegde waarde zijn, omdat dan ook beter en vaker kan worden opgetreden bij wanbeleid. Voor rijscholen zelf is lidmaatschap überhaupt van toegevoegde waarde omdat op die manier invloed kan worden uitgeoefend. Een verplichting houdt echter ook in dat van de brancheorganisatie wordt verwacht dat deze als politieagent gaat optreden, zoals de Orde van Advocaten, en het is de vraag of dat in Nederland geaccepteerd wordt en gewenst is."

In Duitsland is er een groot zelfreinigend vermogen, in die zin dat de rijschoolhouders zelf hebben gewerkt aan dit nieuwe model. Gezien onder andere de reacties op social media over de bejegening van de VRB, BOVAG en FAM is in Nederland eensgezindheid ver te zoeken. Moet dat wel het doel zijn waarnaar moet worden gestreefd?

"Door de hoge (opleidings)eisen in Duitsland heb je daar doorgaans ook een ander, meer toegewijd type (fulltime)instructeur en rijschoolhouder; bovendien zijn het er relatief minder dan in ons land en kan er bij wanbeleid dus sneller en strenger worden opgetreden. Desondanks is ook in Nederland het gros van de branche sterke voorstander van verdere professionalisering; het debat wordt vaak gekaapt door een klein groepje dat met een afwijkende mening prominent op de voorgrond treedt."

Het heeft in Duitsland jaren geduurd voordat dit er door is gekomen. Kan Nederland het wel lijden om er ook zo lang over te doen, of is enige haast langzamerhand geboden?

"Natuurlijk zouden we de veranderingen liever gisteren dan vandaag doorgevoerd zien, maar we zijn nu eenmaal gebonden aan het politieke proces en moeten ons daaraan conformeren, anders verandert er namelijk helemaal niks."

Wordt er op enigerlei wijze samengewerkt met de Duitse collega's en zo ja, in hoeverre en wat wordt hiervan verwacht?

"Er wordt niet intensief samengewerkt, maar er is wel regelmatig contact en er wordt kennis uitgewisseld, onder andere ook via de Europese koepel waar BOVAG zitting in heeft."

Zijn er meer landen waar Nederland wat van kan leren?

"Jazeker, je kunt van elk land dingen leren, maar daar zijn nu geen concrete voorbeelden van."

Is het eigenlijk niet vreemd dat er in de EU niet wordt gewerkt aan één systeem?

"Ja, maar dat zien we natuurlijk in meer branches gebeuren. Elke lidstaat heeft op bepaalde vlakken autonomie en die wordt niet zomaar opgegeven. En laten we ook niet onvermeld dat hier in Nederland ook heel veel dingen weel goed geregeld zijn die we niet naar een lagere, gemiddelde Europese standaard willen laten dalen."

In feite komen de voorgaande vragen neer op de vraag of jullie net als René Verstraeten ook zo lyrisch zijn over de situatie in Duitsland?

"Verstraeten pleitte bij de VRB-vergadering niet voor het Duitse systeem, maar gaf aan dat voorstellen vanuit de branche zélf altijd een groter draagvlak hebben dan systemen die van bovenaf opgelegd worden. FAM-BOVAG-VRB kijken al jaren nadrukkelijk naar elementen van het Duitse systeem om de rijscholenbranche in Nederland naar een hoger niveau te tillen en om uiteindelijk ook de verkeersveiligheid daarmee te vergroten.

René Verstraeten, financieel directeur van het CBR, liet tijdens de ledenvergadering van de VRB weten dat hij graag zou zien dat de eensgezindheid die er in Duitsland is er ook in Nederland zou zijn.