In de voorstellen van de brancheorganisaties word je niet zomaar rijinstructeur.
In de voorstellen van de brancheorganisaties word je niet zomaar rijinstructeur.

Kop Verlanglijst van brancheorganisaties valt (vrijwel) overal goed

Intro
Na ruim een jaar legden de brancheorganisaties VRB, FAM en BOVAG Rijscholen begin deze maand hun ei: het Aanbevelingendocument Wetsvoorstel WRM 1993. Er is inmiddels al veel over geschreven, gezegd en getwitterd, waarbij soms het idee ontstaat dat er maar weinigen zijn die de grote lijn nog weten. Om die reden zetten wij hieronder alle echt baanbrekende – noem ze revolutionaire – voorstellen op een rij. Plus: een groot aantal branchegenoten reageert op het document.


Het Aanbevelingendocument is het 'verlanglijstje' van de brancheorganisaties, waarbij ze het CBR en het IBKI aan hun zijde weten. Dat blijkt ook uit de reacties van Petra Delsing en Jim Schouten, directeur van het CBR, respectievelijk IBKI, op deze pagina's. Maar wat staat er nu eigenlijk in?

- Een verplichte VOG, toegespitst op de branche. Dit is meteen ook de eerste wens die al gehonoreerd gaat worden.
- Iedereen die wil beginnen met de WRM-opleiding dient een instapniveau te hebben (dit wordt Fase 0 genoemd). Dat zijn algemeen kennis NLQF4 en taalvaardigheidsniveau B1/2F, de basisvaardigheden didactiek en onderwijskunde. NLQF4 staat gelijk aan mbo 4 en havo en Nederlands op niveau B1/2F staat gelijk aan havo/vwo middenbouw, bovenbouw vmbo- en mbo-niveau.
- In Fase 1 moeten een module Mobiliteit en gedrag als verplicht onderdeel van het examen. De instructeur moet zich namelijk bewust zijn van de normen en waarden in het verkeer om daarmee de leerling te laten inzien dat gedrag bepalend is voor verkeersveiligheid.
- Ook moet Fase 1 worden uitgebreid met een module Basisvaardigheden bedrijfsvoering en kostenopbouw.
- In Fase 2 moet een praktijkrit altijd met een rijbewijsbezitter (veelal medecursisten) toegevoegd worden aan het WRM-examen, omdat blijkt dat bij nieuwe toetreders de aansluiting van de opleiding op de praktijk onvoldoende is.
- Voor Fase 3 wordt voorgesteld om de rijinstructeur in spe naast 38 uur actief ook 38 uur passief (achterin) te laten meerijden met een gediplomeerde instructeur. De passieve stage mag overigens al in Fase 2 beginnen.
- De WRM-praktijktoets mag wat de brancheorganisaties betreft niet meer worden afgesloten met een bezitter van het rijbewijs, want dat leidt maar tot toneelstukjes. Om de lessituatie zo veel mogelijk te laten aansluiten op de werkelijkheid wordt geadviseerd dynamische lesonderdelen te hanteren.
- De kwaliteit van de theoretische bijscholingen moet verbeterd.
- Er wordt geadviseerd te onderzoeken of een certificeringsregeling bij opleidingsinstituten en hun docenten die rijinstructeurs opleiden en een adequaat sanctiebeleid bij overtredingen zal leiden tot beter gekwalificeerde rijinstructeurs. Met andere woorden: de opleiders mogen wel wat beter worden gecontroleerd.
- Er moeten vier verplichte scholingsdagdelen komen voor de rijinstructeur in het eerste jaar na het behalen van de WRM-bevoegdheid.
- De praktijkbegeleidingstrajecten kunnen omgevormd worden tot een eenvormig traject, waarbij het huidige RIS-begeleidingstraject met een echte rijbewijsleerling de standaard is.
- Een instructeur die er drie keer niet in slaagt de WRM-praktijkbegeleiding goed af te ronden, is blijkbaar niet in staat zijn vak goed uit te oefenen. Binnen acht weken moet de lesbevoegdheid worden ingetrokken.
- Onder het kopje 'Algemeen' valt het advies om de WRM-pas te voorzien van een pasfoto.
- Last but zeker not least is er het advies om samen met het CBR een gesloten opleidingssysteem te ontwikkelen op basis van onder andere het 7-stappenplan van de branchepartijen, waartoe alleen rijscholen toegang hebben en die aan bepaalde kwaliteitscriteria (welke dat zijn, wordt niet genoemd) voldoen.