Het slagingspercentage is niet zaligmakend

'Hoe hoog het slagingspercentage is' lijkt mij de verkeerde vraag. De juiste vraag zou moeten zijn: 'Hoe goed geeft de rijinstructeur les?' Maar hoe meet je kwaliteit en volgens welke criteria? Verwijzing naar het slagingspercentage? Aan de hand van de rijschoolgrootte? Door kwaliteit te koppelen aan een branchelidmaatschap?

De vorige editie van Rij-instructie kopte dat de rijschoolbranche uit overwegend kleine 'spelers' bestaat (die uitdrukking doet het beroep tekort). In relatie tot het slagingspercentage berekende en concludeerde een data-analist dat grote rijscholen het beter doen dan kleine. Een verpletterende en volgens mij onterechte conclusie. Want als de markt wordt gedomineerd door eenmansbedrijven waarvan een flink aantal ondermaats presteert, kunnen cijfers een vertekend beeld geven. Bovendien is het voor mij nog steeds niet helder hoe we kwaliteit nu precies definiëren.

Zzp'ers die alleen werken zullen over vier kwartalen tamelijk weinig rijexamens hebben. Een etmaal heeft maar 24 uur en je moet ook nog slapen en je (leerling)administratie doen. Parttime werken kan een bewuste of een gedwongen keuze zijn. Bewust als je tijd voor andere dingen wilt vrijmaken. Gedwongen omdat het grote aantal rijscholen in Nederland de spoeling dun maakt. Sommige rijopleiders werken daardoor misschien noodgedwongen parttime. Zij hebben jaarlijks 11 tot 25 rijexamens, maar waarschijnlijk evenveel RIS- of tussentijdse toetsen (waren die niet kwaliteitverhogend?) die ook capaciteit vragen. Misschien geven zij vaker les aan moeilijk lerende cursisten. Of theorieles, motorrijles of E achter B. Misschien vervullen zij een tijdrovende neventaak, bijvoorbeeld mantelzorg, hebben zelf een chronische ziekte, volgen regelmatig (deskundigheidbevorderende) trainingen of een studie. Kortom: meer lof en begrip voor parttime rijinstructeurs die zich (mede) richten op de categorie moeilijke leerlingen waar rijscholen met een 'ander verdienmode' niet eens aan beginnen.

Even terug naar het geslaagdenpercentage. Als bij de kleine rijschool 16 van de 20 examenkandidaten in vier kwartalen slagen is je percentage goed. Dat maakt je dus een goede rijinstructeur. Maar stel je stuurt als kleine rijschool 12 reguliere en 8 moeilijk lerende examenkandidaten in vier kwartalen op examen. Van de 12 reguliere slagen er 8. Mooie score. Van die 8 moeilijke slagen er 3. Bij 20 kandidaten kiepert je percentage in het meetkwartaal dan echt meedogenloos naar net op of onder het kringgemiddelde.

Na ruim dertig jaar rijles kwalificeer ik mezelf als een serieuze, veelzijdige, parttime opleider. Ik was bevoorrecht om naast het lesgeven ook verkeersleermiddelen te mogen ontwikkelen en in diverse auto- en vakbladen over ons mooie vak en verkeerszaken te mogen schrijven.

In het verlengde hiervan raakte ik betrokken bij de ontwikkeling door Spectrum Brabant van 'rijles en autisme' en mocht ik trainingen geven aan uiterst bevlogen zzp'ers die tijd en geld staken in een destijds nog dure training om meer te kunnen betekenen voor hun speciale leerlingen. Zij vertegenwoordigden – zeker in de periode vóór de WRM-koppeling - op het gebied van rijinstructie het 'neusje van de zalm'. Een aantal kwam net van de rijinstructeursopleiding en stoomde direct door naar kwaliteitverhogende specialisaties. Sommige hadden nog maar weinig examenkandidaten afgeleverd. Tegenwoordig kom je nauwelijks aan werk als je net een rijschool begint en de pech hebt dat je eerste drie kandidaten zakken. (Gelukkig lees ik in de berichtgeving ook dat het slagingspercentage niet alles zegt over een rijschool).

Nog even dit: Wie doet er eigenlijk rijexamen? Rijinstructeur of examenkandidaat? En wie bepaalt of het rijvaardigheidsniveau tijdens de examenrit voldoende is? Mens of robot? Stel de leerling is uitstekend opgeleid, slaagt in 1x en rijdt zich vervolgens dood omdat hij op zijn smartphone zit. Wiens schuld? Rijinstructeur? Examinator? Opvoeder? Daarom is het slagingspercentage en de conclusie 'grote beter dan kleine' niet zaligmakend.