Voertuigfamilies

De ANWB pleit voor een andere benadering van de verdeling van het verkeer in de stad en wil de maximumsnelheid niet meer koppelen aan het voertuig, maar aan de infrastructuur. Door de toegelaten snelheid afhankelijk te stellen van de infrastructuur waar een voertuig zich bevindt en niet meer van het voertuig zelf, wordt een rustiger en veiliger verkeersbeeld met minder snelheidsverschillen en meer duidelijkheid over wat wel en niet mag gecreëerd, zo valt te lezen in het rapport 'Verkeer in de Stad, Een nieuwe ontwerpaanpak voor de stedelijke openbare ruimte'. Dit betekent bijvoorbeeld dat waar een snelheidslimiet van 20 km/uur geldt, ook een fietser niet sneller mag.

Massa en afmetingen
Een tweede uitgangspunt in de nieuwe ontwerpfilosofie is dat massa en afmetingen van het voertuig bepalen waar het wel of niet wordt toegelaten. Dit principe is uitgewerkt tot een nieuwe indeling van voertuigen in zogenaamde 'voertuigfamilies'. Familie A zijn de voetgangers, in familie B vallen de fiets-achtigen, in C de lichte motorvoertuigen, in D de auto-achtigen (met een maximale breedte van 2 m) , in E de vrachtauto-achtigen en in F de tramachtigen.
Een bijkomend voordeel van de indeling in voertuigfamilies is, dat elk nieuw ontwikkeld voertuig altijd in een van deze families past waardoor niet elke keer wettelijke regels hoeven te worden aangepast. Door deze uitgangspunt te combineren, is het mogelijk stedelijke wegen zo in te richten dat alle voertuigfamilies op een volwaardige manier worden meegenomen, aldus de ANWB.
Peter van der Knaap ziet goede uitgangspunten in de ideeën, maar heeft wel vraagtekens bij een maximum snelheid van 20 of zelfs 10 km/uur. "Je hebt nu 50, 30 en 15 op woonerven en als daar dan nog een zone voor 20 en een voor 10 bijkomt, dan wordt het misschien teveel van het goede. Ik ben daarom echt benieuwd wat de uitkomsten zijn van de proeven van de ANWB."