Geen trucjes en foefjes

De doorlooptijden lopen nog steeds niet in de pas met de afspraken die hierover zijn gemaakt in het Convenant in 2009. Met alle middelen die hiervoor beschikbaar zijn, hoopt het CBR dat met het aantrekken van zestig examinatoren midden 2017 het probleem op te lossen.
Het laten machtigen van leerlingen direct bij aanvang van de rijopleiding helpt mee om een goede prognose te maken over de benodigde capaciteit. Uiteraard zou een stijging van de slagingspercentages ook zorgen dat er minder contactmomenten met het CBR nodig zijn. Maar zolang er nog lieden binnen de branche actief zijn die het verdienmodel 'Op examen laten gaan ongeacht of de kandidaat er klaar voor is, of nog erger: weten dat de kandidaat met geen mogelijkheid kan slagen', belangrijker vinden dan het leveren van kwaliteit, dan zullen we met een onnodige druk op de examencapaciteit geconfronteerd blijven. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat examinatoren blij zijn om in 70 procent van de gevallen te moeten vertellen dat het jammer is, maar dat de rit onvoldoende is.
De lijst eisen en aanbevelingen die we naar de leden van de Vaste Kamercommissie hebben gestuurd was heel helder en duidelijk. We hebben ingezet op professionaliteit. Alle trucjes en foefjes die niets met rijinstructie te maken hebben, moeten verdwijnen. En de rijscholen die goed presteren moeten beloond worden in plaats van gestraft door nog steeds een praktijkbegeleiding te moeten doen die ver van de werkelijkheid af staat.
Bijscholingsonderwerpen met de meest moeilijke onzintitels, die alleen maar verzonnen worden om de schijn te wekken met iets belangrijks en vernieuwend te maken te hebben, maar geen enkele bijdrage leveren aan het kennisniveau dat je als instructeur al hebt, moeten worden afgeschoten.
We zullen ons samen moeten beraden waar de pijnplekken liggen: van een cursus over een docent-leerlingsituatie waar alleen de docent eenzijdig zijn verhaal doet, naar interactieve manieren van scholing zoeken.
De kandidaat kiest een relevant bijscholingsitem. Hij geeft aan de opleider 14 dagen voor aanvang de cursusdag door waar hij over dit onderwerp een verdieping wil hebben. Vervolgens zorgt de docent dat de stof wordt aangeboden. Uiteraard moet dit voldoen aan de gestelde leerdoelen hierover. En als alle 15 kandidaten onderwerpen aanleveren krijg je, tenminste als je docent de juiste capaciteiten en kennis in huis heeft, wellicht iets dat hout snijdt. En dan heiligt het doel de middelen: een investering in je eigen kennis- en kundeniveau om dat vervolgens over te brengen op de leerling.
Wellicht iets om over na te denken?

Peter van Neck,
voorzitter VRB