Afbeelding
Foto: Hans Peijs

Praktijkbegeleiding ligt politiek zwaar op de maag

De politiek worstelt hevig met de wijziging van de Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993. Er is allerminst vertrouwen dat de voorgestelde verbeteringen voldoende soelaas zullen bieden voor een betere branche. Dit blijkt uit een verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. VVD, SP, PvdA, CDA, D66 en de ChristenUnie zijn in elk geval uiterst kritisch en het staat vast dat de behandeling in de Tweede Kamer pas in het najaar plaatsvindt. Hoe dan ook lijkt het erop dat er veel strengere vooropleidingseisen gesteld gaan worden aan nieuwe toetreders. Een update.

Het is alweer zeven jaar geleden dat in de WRM 1993 het nodige is gewijzigd. Volgens de, wat wordt genoemd, de nieuwe WRM (sinds 2009) moet elke rijinstructeur verplicht bijscholing volgen om de geldigheid van het instructiecertificaat te behouden. Over vijf jaar volgt de instructeur minimaal drie dagen theoriebijscholing en tweemaal een praktijk­begeleiding. Voor de theoriebijscholing geldt een aanwezigheidsplicht en wanneer een instructeur voor de praktijkbegeleiding niet aan het IBKI protocol voldoet, wordt de lesbevoegdheid ingetrokken.

Aangepast
Over dit protocol is veel te doen geweest en is inmiddels aangepast. Eén voldoende praktijkbegeleiding is inmiddels genoeg en een instructeur die twee keer de praktijkbegeleiding niet goed doet, krijgt in plaats van de eerder gestelde zeven dagen nu acht weken de tijd voor een herintrederstraject. Bij een voldoende resultaat daarvoor is de rijinstructeur dan weer in het bezit van een geldige instructiebevoegdheid.

Heetste onderwerp blijft de sanctie
Dat heeft de branche maar mooi bereikt en hiermee is een belangrijke angel uit de discussie. Maar het heetste onderwerp ligt er nog steeds: de sanctie zelf. De minister wil dat deze blijft, maar de politiek is daar nog helemaal niet van overtuigd met als gevolg dat het verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu uitpuilt van vragen en opmerkingen over de sanctie.

VVD
De VVD bijvoorbeeld vraagt zich op basis van reacties uit de branche af of het bijscholingstraject daadwerkelijk bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit en heeft ook een vraag voor de minister: "Is het niet vreemd dat een instructeur die in de praktijk een onvoldoende scoort, het theoretische gedeelte, oftewel de herintrederstoets, opnieuw kan doen en daarna opnieuw les kan geven? Hoe verhoogt dit de kwaliteit van het rijonderricht?"
Ook vraagt de VVD zich af hoe het kan dat minder dan 1 procent van de deelnemers zakt voor het WRM-examen.

PvdA
De PvdA wil weten of onderzocht is wat de effecten van het feit dat er nog maar één praktijkbegeleiding is op het aantal instructeurs dat zijn bevoegdheid zal kunnen behouden? "Ofwel, is de vrees terecht dat het verminderen van het aantal praktijkbegeleidingen zal leiden tot een hoger percentage instructeurs dat de bevoegdheid kwijt zal raken?"

SP
De SP, die zich samen met de PvdA de laatste jaren het drukst heeft gemaakt over de kwaliteit in de branche, is niet blij met het voornemen om de sanctie van het verliezen van lesbevoegdheid onderdeel te laten zijn van een bijscholing. Zij zijn van mening dat de bijscholing hiermee het karakter krijgt van een examen. "Dit zwaard van Damocles zal volgens deze leden niet bijdragen aan het draagvlak voor en de kwaliteit van de bijscholing", aldus de SP.

D66
D66 merkt onder andere op dat zowel de huidige als de gewijzigde WRM op twee gedachten leunen, te weten zowel het verbeteren en bijscholen van rijinstructeurs als het uitfilteren van ongeschikte rijinstructeurs. "De vraag is of dit middel wel het meest effectief is om deze doelen te bereiken", aldus D66.

ChristenUnie
En de ChristenUnie constateert dat door de branche vooral wordt gepleit voor een verbetering van de kwaliteit van de bijscholing in plaats van de nadruk op sancties en vraagt daarom op welke punten de komende tijd deze kwaliteit wordt verbeterd. En ook neemt de ChristenUnie het op voor rijinstructeurs die de praktijkbegeleiding niet halen. Het intrekken van de instructiebevoegdheid moet wat deze partij betreft een ultimum remedium te zijn. "Weliswaar zakt momenteel slechts 1 procent van de examinanten, maar voor de betrokken rijschoolhouders is de impact hiervan erg groot. De ChristenUnie vraagt in dit verband waarom niet meer wordt gekeken naar het percentage geslaagden van de rijschoolhouder en vraag zich af of "het intrekken van de bevoegdheid proportioneel is als een rijschoolhouder een technische term tijdens de toets niet kent maar wel 80 tot 90 procent geslaagden haalt."
Maar last but not least constateert de ChristenUnie dat in geen enkele andere branche iemand zijn bevoegdheid kan verliezen als een bepaalde toets niet wordt gehaald.