Afbeelding
Foto: Hans Peijs

Er wordt steeds meer en
steeds beter geflitst

Niet zo lang geleden had je alleen flitspalen die de snelheid van auto’s meten. Die zijn er nog steeds, maar tegenwoordig zijn er ook focus- en flexflitsers en er zijn de trajectcontroles. Tijd om het een en ander op een rijtje te zetten.

Laten we beginnen bij de roodlichtcamera’s, die veel lijken op de aloude flitspaal. Wat doen deze?

Roodlichtcamera’s ‘bewaken’ allereerst in een vaste vorm een verkeerslicht, doorgaans bij een kruispunt. Wie door rood rijdt, is automatisch het haasje. Roodlichtcamera’s controleren daarnaast de snelheid van het verkeer. Rij je te snel, dan krijg je een proces-verbaal. Een leuk weetje: de roodlichtcamera flitst niet altijd wanneer het verkeerslicht op rood staat, aangezien er pas wordt geflitst wanneer het verkeerslicht langer dan één seconde op rood staat. En sta je in de file op de volle witte lijn, ook dan zal de camera niet flitsen wanneer je doorrijdt. Je moet namelijk minstens 30 km/u rijden alvorens je geflitst zal worden.

Kunnen flitspalen twee kanten op ‘kijken?’

Een flitspaal is in staat om zowel vooraan als achteraan te flitsen. Als de radar constateert dat de auto te hard rijdt, wordt er in éénduizendste van een seconde een foto gemaakt. Voor het controleren van één auto is dus minder dan een halve seconde nodig. In één seconde kunnen dus twee auto's op de foto gezet worden.

Hoe werkt een flitspaal eigenlijk?

Met ingang van dit jaar zullen vijftig verplaatsbare ‘focusflitsers’ actief zijn, want het openbaar ministerie gaat voor een stevige aanpak van gebruik van de smartphone in het verkeer

Een gewone snelheidscamera en de flexflitser (hier komen we zo op terug) werkt met het dopplereffect. De flitscamera zendt geluidsgolven uit richting de voertuigen die passeren. Er wordt gemeten hoelang het duurt voor de geluidsgolven worden teruggekaatst en aan de hand daarvan wordt de snelheid berekend.
Een aandachtspunt is dat de geluidsgolven kunnen worden beïnvloed, bijvoorbeeld door slecht weer en ook mag er niet worden geflitst bij een vangrail. Hier wordt rekening mee gehouden bij de snelheidsmeting door een correctie toe te passen.
Bij de super- of focusflitser (komen we hieronder ook op terug) wordt er een andere methode gehanteerd. De superflitser kent ook wel de afkorting LIDAR, die staat voor laser imaging detection and ranging. De superflitser gebruikt dus laserstralen die het apparaat toelaten om veel nauwkeuriger te flitsen ondanks omstandigheden zoals bijvoorbeeld reflecterende objecten in de omgeving.

Oké, maar hoe weet een roodlichtcamera wanneer het licht op rood staat?

Roodlichtcamera’s werken doorgaans met twee magnetische lussen in het wegdek, net na de stopstreep. Een van die lussen controleert de stand van het verkeerslicht bij het voorbijrijden van de stopstreep, de andere lus controleert de snelheid van het voertuig. Wanneer je hier te snel over rijdt of wanneer het licht langer dan één seconde op rood staat, wordt er een verstoring veroorzaakt in dat magnetische veld, waardoor de camera weet dat hij moet flitsen.

Dan komen we bij de flexflitser. Wat is dat?

Dat zijn flitsers die op elke willekeurige plek kunnen worden neergezet om de snelheid van het verkeer te meten. Momenteel heeft de politie er daarvan 28, maar dit aantal wordt dit en volgend jaar uitgebreid naar 125 exemplaren.

En wat is de focus- of superflitser?

Focusflitsers controleren dag en nacht op bestuurders die hun telefoon in de hand hebben. Door de komst van de focusflitsers wordt de kans om gepakt te worden aanzienlijk groter. De focusflitsers leggen automatisch beelden vast van elke voorbijrijdende bestuurder. De flitser is gericht op de schoot. Met AI (artificial intelligence) wordt vervolgens bepaald of je je telefoon gebruikt tijdens het rijden. Wanneer de camera dit vermoeden vaststelt, wordt de foto doorgestuurd naar het CJIB en beoordeeld. Als je daadwerkelijk wordt betrapt op smartphonegebruik tijdens het rijden ontvang je een boete van 380 euro.
De slimme camera’s worden ingezet naast het gebruik van de zogeheten ‘monocams’: mobiele camera’s waarmee de politie vanuit onopvallende voertuigen of vanaf viaducten kan controleren op telefoongebruik achter het stuur.

(bron: ANWB)

Hoeveel focusflitsers worden er ingezet?

Vanaf 2024 zullen vijftig verplaatsbare ‘focusflitsers’ actief zijn, want het openbaar ministerie gaat voor een stevige aanpak van gebruik van de smartphone in het verkeer.

En dan zijn er nog de trajectcontroles. Hoeveel zijn er daarvan momenteel?

Allereerst op elf hoofdwegenwegen, te weten:
- A2 tussen knooppunt Holendrecht en Maarssen.
- A2/N2 tunnel Maastricht.
- A4 tussen Leidschendam en Zoeterwoude.
- A4 tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep.
- A10 tussen Nieuwe Meer en Coentunnel.
- A12 Den Haag, tussen Den Haag Centrum en Prins Clausplein.
- A12 Utrecht, hoofdrijbaan en parallelrijbaan ter hoogte van Galecopperbrug.
- A13 Overschie, tussen Berkel en Rodenrijs en Kleinpolderplein.
- A20 Rotterdam, tussen het Kleinpolderplein en het Terbregseplein.
- A58 tussen Bergen op Zoom en Roosendaal.
- N62 de Westerscheldetunnel.

Vanaf 2020 zijn er gefaseerd op twintig N-wegen trajectcontroles geplaatst. Elke provincie heeft minimaal één trajectcontrole en Limburg spant de kroon met vier locaties.

Hoe werkt trajectcontrole?

Bij een trajectcontrolesysteem hangen camera's op meerdere meetpunten langs de weg. Deze camera's registreren ieder voertuig. De tijd die het voertuig erover doet tussen twee meetpunten geeft aan hoe hard er is gereden. Is dat harder dan de maximumsnelheid? Dan krijgt de kentekenhouder een boete thuis gestuurd.

Trajectcontroles zijn ingedeeld in secties. Waarom is dat?

Dit heeft met de inrichting van de weg te maken. De reden is meestal dat er een aantal op- en afritten in het traject zijn.

Als ik binnen één sectie veel te snel rij, binnen een tweede sectie iets te snel en binnen de derde sectie me aan de snelheid houd, op basis waarvan wordt dan de bekeuring vastgesteld?

Verkeersdeelnemers kunnen bij een trajectcontrole met meerdere secties nooit meer dan één bekeuring krijgen. De bekeuring is alleen voor de hoogste overtreding. Het blijft dus zaak over het hele traject de maximaal toegestane snelheid aan te houden.

Waarom berekent een trajectcontrolesysteem met meerdere secties niet de gemiddelde snelheid over het hele traject?

Om te zorgen dat elke bestuurder gelijk wordt behandeld. Stel, iemand rijdt met een te hoge snelheid de eerste sectie in en kiest de eerste afrit. Een tweede auto rijdt met dezelfde snelheid door de eerste sectie en remt flink af in de andere secties.
Als het systeem het gemiddelde zou berekenen dan zou de tweede bestuurder een lagere boete krijgen dan de eerste. Toch hebben beide bestuurders dezelfde overtreding van de snelheid begaan. In dat geval is het logisch om beide bestuurders voor dezelfde snelheidsovertreding te bekeuren.

Hoe zit het eigenlijk met de correctie van de snelheid bij trajectcontroles?

Net als bij alle andere snelheidscontroles wordt op de gemeten snelheid een correctie toegepast. Deze correctie is 3 km/u bij max. snelheden tot 100 km/u. Daarboven is het een correctie van 3% van de gemeten snelheid.
Bij limieten tot en met 120 km/u geldt daarnaast een ondergrens. Hier wordt vanaf 4 km/u te hard na de meetcorrectie beboet. Dit betekent dat bij een maximumsnelheid van 80 km/u wordt beboet vanaf een gemeten snelheid van 87 km/u (3 km/u correctie, 4 km/u marge). Bij een limiet van 100 km/u wordt beboet vanaf een gemeten snelheid van 108 km/u. Daar waar een toegestane maximumsnelheid van 130 km/u geldt, vervalt de ondergrens en wordt beboet vanaf 1 km/u (na meetcorrectie).